herhalen thema 3.1 t/m 3.3

herhalen thema 3.1 t/m 3.3
theorie + 8 oefenvragen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

herhalen thema 3.1 t/m 3.3
theorie + 8 oefenvragen

Slide 1 - Tekstslide

Voedselinfectie
een besmetting met een micro-organisme via het voedsel. De besmetting kan klachten (misselijkheid en darmklachten) geven.

Voedselvergiftiging
een besmetting met een micro-organisme via het voedsel, maar nu geven de micro-organismen toxinen af die je ziek maken.

Slide 2 - Tekstslide

Voedselinfectie
Je voedsel kan bederven doordat het geïnfecteerd wordt door micro-organismen: schimmels of bacteriën.

Micro-organismen: kun je niet zien met het blote oog. 
Vaak wel met een lichtmicroscoop. 

Slide 3 - Tekstslide

Voedselinfectie
Schimmels of bacteriën die op voedsel gaan zitten zijn heterotroof.

Ze zijn voor hun organische stoffen afhankelijk van andere organismen.

Slide 4 - Tekstslide

Anorganische stoffen
Organische stoffen
kleine eenvoudige moleculen
grote ingewikkelde moleculen
bevat geen C-atomen (behalve CO, CO2)
Bevat minimaal één C-atoom, één H-atoom én één O-atoom
water (H2O), Zoutzuur (HCl), alle zouten en mineralen
Glucose (C6H12O6), vetzuren, eiwitten, aminozuren, DNA enz.

Slide 5 - Tekstslide

Bacteriën
Vermeerderen zich
door ongeslachtelijke 
voortplanting (mitose) 
bij gunstige omstandigheden.
Alle bacteriën in een kolonie zijn genetisch identiek aan elkaar, ze zijn elkaars klonen.
BINAS 79A

Slide 6 - Tekstslide

Bacteriën
Onder ongunstige
omstandigheden
vormen ze sporen.
In een spore staan de levensprocessen stil. De spore vormt weer een levende bacterie als de omstandigheden weer goed zijn.
BINAS 79A

Slide 7 - Tekstslide

Schimmels
Vormen lange draden
van 1 cellaag dik.
Die schimmeldraden heten
mycelium. Schimmels kunnen zich ongeslachtelijk en geslachtelijk voortplanten.
Ééncellige schimmel = gistcel
Meercellige schimmel = vb. paddenstoel

Slide 8 - Tekstslide

Virussen
Erfelijk materiaal
(RNA of DNA) in een
eiwitmantel.
Ze vermeerderen met behulp van een gastheercel.


BINAS 77 A-B-C-D

Slide 9 - Tekstslide

Conserveren hoe?

Slide 10 - Tekstslide

Pasteuriseren

  • Verhitten tot 70 à 90 graden
  • Snelgroeiende micro-organismen worden gedood
  • De smaak blijft goed
  • Beperkt houdbaar (in de koelkast bewaren)
  • steriliseren verhitten boven 100 graden, buiten koelkast bewaren.

Slide 11 - Tekstslide

Suiker toevoegen
  • Suiker onttrekt vocht uit de bacterie en schimmel
  • Bij een suikergehalte boven de 80% kunnen m.o. zich niet meer vermeerderen
  • Product gaat weer schimmelen als de pot open gaat

Voorbeelden: Jam, appelmoes

Slide 12 - Tekstslide

Drogen
  • m.o. heeft vocht nodig om te groeien
  • Sommige schimmels werken nog wel bij een laag vochtgehalte

Voorbeelden: pasta, cup a soup, kruiden

Slide 13 - Tekstslide

Koelen en vriezen

  • Koelen (koelkast) beschermt kort tijd tegen bederven
  • Bij het invriezen -40 graden staat m.o. stil
  • Sporen worden nog wel gevormd 
  • Bij ontdooiing gaat m.o. weer groeien

Voorbeelden: groente, fruit, vlees


Slide 14 - Tekstslide

Er zijn 2 bacteriën aanwezig op een stukje vlees. De bacterie deelt zich elke 10minuten. Hoeveel bacteriën zijn er na een uur?

Slide 15 - Open vraag

Leg uit of je gesteriliseerde melk of gepasteuriseerde melk buiten de koelkast kan bewaren.

Slide 16 - Open vraag

Waarom kun je producten die gedroogd zijn langer bewaren?

Slide 17 - Open vraag

Leg uit waarom je een product niet te lang uit de vriezer moet houden.

Slide 18 - Open vraag

actief/passief transport

Slide 19 - Tekstslide

Diffusie
opgeloste stof gaat van HOGE concentratie naar LAGE concentratie

Dit kost geen energie = passief transport

Slide 20 - Tekstslide

Osmose
water gaat van LAGE concentratie naar HOGE concentratie

Dit kost geen energie = passief transport

Slide 21 - Tekstslide

Dierlijke cel : geen celwand
In een hypotone oplossing
<--
In een hypertone oplossing
          -->
In een isotone oplossing

Slide 22 - Tekstslide

Plantaardige cel: celwand
Planten, schimmels en bacteriën hebben een celwand.
Een celwand is permeabel = alle stoffen kunnen er makkelijk doorheen.


Slide 23 - Tekstslide

Celwand maakt turgor en plasmolyse mogelijk

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen osmose en diffusie?

Slide 25 - Open vraag

Een leerling bestudeert met zijn microscoop cellen van een rok van een ui in een druppel gedestilleerd(zonder stoffen) water.
Gaat het water in of uit de rode uicel? Leg uit.

Slide 26 - Open vraag

Een leerling bestudeert met zijn microscoop cellen van een rok van een ui in een druppel gedestilleerd(zonder stoffen) water.
Ontstaat er dan plasmolyse of turgor?

Slide 27 - Open vraag

Een leerling bestudeert met zijn microscoop cellen van een rok van een ui in een druppel gedestilleerd water. Daarna wil hij intacte rode bloedcellen bestuderen. Hij moet de rode bloedcellen in een druppel van een zoutoplossing met een bepaalde concentratie leggen en niet in een druppel gedestilleerd water. Waarom is dit verschil in behandeling nodig?

Slide 28 - Open vraag