T5B1&2 (lj4) - Ecologie op alle organisatieniveaus en organismen

Thema 5 - Ecologie
5.1 en 5.2
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 5 - Ecologie
5.1 en 5.2

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen  

  • 5.1.1 Je kunt uitleggen wat een ecosysteem is en wat de kenmerken ervan zijn.
  • 5.1.2 Je kunt biotische en abiotische factoren binnen een ecosysteem benoemen.
  • 5.1.3 Je kunt de invloed van de belangrijke abiotische factoren op organismen beschrijven en de invloed van organismen op abiotische factoren.
  • 5.2.1 Je kunt binnen een ecosysteem vormen van concurrentie en van coöperatie onderscheiden.
  • 5.2.2 Je kunt de dynamiek en het evenwicht in een ecosysteem beschrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Ecologie
De wisselwerking tussen organismen en hun omgeving

Onderzoek op verschillende organisatieniveaus

Slide 3 - Tekstslide

eDNA
eDNA staat voor environmental DNA. Ofwel DNA sporen die in de omgeving worden gevonden. 
Bij deze techniek wordt eDNA vergeleken met DNA uit een database.

Slide 4 - Tekstslide

Ecologie
Organisatieniveaus:
  • Molecuul
  • Cel
  • Weefsel
  • Orgaan
  • Organisme
  • Populatie
  • Levensgemeenschap
  • Ecosysteem
  • Biosfeer/systeem aarde

Slide 5 - Tekstslide

abiotische factoren
de soortensamenstelling wordt mede bepaald door: 
  • bodem
  • licht
  • water
  • temperatuur

Slide 6 - Tekstslide

Microklimaat

Slide 7 - Tekstslide

Tolerantie
- habitat -> abiotische factoren -> beperkende factor
- tolerantiegrenzen
- tolerantiegebied
- optimumgrafiek


Slide 8 - Tekstslide

Relaties
Concurrentie:
competitie om beschikbare bronnen

Samenwerken:



Slide 9 - Tekstslide

Ecosysteem/ habitat/ niche
Niche:
De rol die een bepaalde populatie 
inneemt in het geheel van relaties 
in een ecosysteem.

Overlapt de niche dan is sprake
van concurrentie.



Verschillende habitats in een ecosysteem

Slide 10 - Tekstslide

Concurrentie & coöperatie
Coöperatie (samenwerking) gebeurt bij de balts, paring en in groepsverband (bij dezelfde soort).
Tussen verschillende soorten is er ook coöperatie: symbiose
  • Mutualisme (beide soorten voordeel)
  • Commensalisme (1 soort voordeel, 1 soort geen voor- of nadeel)
  • Parasitisme (1 soort voordeel, 1 soort nadeel)

Slide 11 - Tekstslide

negatieve terugkoppeling
(dynamisch) evenwicht

Slide 12 - Tekstslide

Populatiegroei
  • J-curve: exponentiële groei, invasieve exoten met onbeperkte hulpbronnen
  • Draagkracht
  • s-curve: schommelingen rond biologisch evenwicht

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat:
Maak van basisstof 1: opdr. 6, 9, 10, 11, 15, 16
Maak van basisstof 2: opdr. 18, 19, 20, 22, 23, 24, 27, 30
Hoe?
Laptop: online lesmethode van Malmberg.
Hulp nodig:
zoek het op in je BINAS/digitale boek of vraag om hulp.
Uitkomst:
we bespreken de vragen met elkaar
Klaar?
Lees basisstof 3: Maak opdr. 33, 34, 40, 41, 42, 43, 46, 49
Aan de slag!
timer
30:00

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Emergente eigenschappen
Specifieke eigenschappen voor een hoger niveau dan ervoor.

  • Populatie: dichtheid, geslachtverhouding, geboorte en sterfte cijfer

  • Levensgemeenschap: biodiversiteit en complexiteit

Slide 16 - Tekstslide

Hoe noem je nieuwe eigenschappen die op elk hoger organisatieniveau verschijnen.
A
Verschijnende eigenschappen
B
Organische eigenschappen
C
Emergente eigenschappen
D
Convergente eigenschappen

Slide 17 - Quizvraag

Leerdoelen 5.2 Organismen
  • Je kunt invloed van de belangrijkste abiotische factoren op organismen beschrijven.

  • Je kunt veranderingen van abiotische en biotische factoren en hun onderlinge wisselwerking beschrijven.

Slide 18 - Tekstslide

Macroklimaat en microklimaat
  • Klimaat is een combinatie van abiotische factoren, zoals temperatuur, licht, wind en water (neerslag). Vaak de gemiddelde temperatuur en neerslag over 30 jaar.

  • In grote gebieden op aarde heerst vaak hetzelfde klimaat (macroklimaat). In een gebied met hetzelfde macroklimaat kunnen abiotische factoren op verschillende plaatsen verschillen (microklimaat)

Slide 19 - Tekstslide

Tolerantie
Tolerantie = Hoe goed kan een organisme overleven in een bepaald gebied. Makkelijk of moeilijk?

Slide 20 - Tekstslide

Welke populatie overleeft het
beste in een klimaat waarbij
enorme temperatuur-
schommelingen zijn?
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 21 - Quizvraag