MS

VPTH Casus 5
Multiple sclerose
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

VPTH Casus 5
Multiple sclerose

Slide 1 - Tekstslide

Programma vandaag

  • MS, 
  • urine-incontinentie en urineweginfectie (P)
  • Katheteriseren (algemene informatie en specifiek over man)


Slide 2 - Tekstslide

MS is:
A
Een spieraandoening
B
Aandoening centraal zenuwstelsel

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de oorzaak van de ziekte MS?

Slide 4 - Open vraag

Oorzaak:
De oorzaak van MS is onbekend; wél weten we dat de stof myeline een belangrijke rol speelt bij MS. Myeline vormt een isolatielaag rondom de zenuwen in het centraal zenuwstelsel. Deze laag zorgt ervoor dat zenuwen prikkels snel en efficiënt doorgeven.
 Bij langer bestaande MS ontstaan vaak littekens of ‘plaques’, die hard aanvoelen. Vandaar de naam multiple sclerose: ‘harde plekken op meerdere plaatsen’ (multiple = meervoudig; sclero = hard).

Slide 5 - Tekstslide

Hoe herken je MS : 
De symptomen van MS zijn heel verschillend. Het hangt er maar net vanaf in welke zenuwbaan de myelinelaag beschadigd is

Veel voorkomende verschijnselen zijn slecht zien, tintelingen, krachtsverlies, evenwichtsstoornissen en problemen met plassen, stoelgang en seks. Lichte stoornissen van het geheugen en het denken vallen minder op, maar zijn niet minder hinderlijk. Moeheid is een veel voorkomend en erg invaliderend verschijnsel.

Kenmerkend voor MS is dat de verschijnselen in het begin in aanvallen komen. Dit gebeurt omdat een beschadiging van de myelinelaag in korte tijd ontstaat, maar het lichaam tijd nodig heeft om de beschadiging te herstellen. De aanvallen noemt men ‘relapses’ of ‘schubs’, de herstelfase de ‘remitting phase’. Men spreekt daarom van relapsing-remitting MS.

Slide 6 - Tekstslide

0

Slide 7 - Video

Mirthe Konings

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

Diagnose MS
Patroon van de klachten
MRI-scan van de hersenen en/of het ruggenmerg
Lumbale punctie
 2X zo vaak bij vrouwen, bij mannen treft de ziekte ernstiger

Slide 11 - Tekstslide

Complicaties MS
  • Blaasproblemen; urineweginfecties of achteruitgang van de nieren
  • Zwakte en verlies van spierspanning
  • Verminderde botdichtheid (en daardoor een verhoogde kans op botbreuk)
  • Doorligwonden
  • Sociale en emotionele complicaties, zoals aantasting van het gevoel van eigenwaarde en het zelfbeeld
  • Stemmingswisselingen of depressieve gevoelens

Slide 12 - Tekstslide

Fase 1 MS: Relapsing Remitting MS
  •  Aanvallen en verbeteringen (aanval minstens 24 uur) 
  • Nieuwe klachten , maar oude of bestaande kunnen ook verergeren. 
  • Hierna verbetering. Soms verdwijnen  klachten niet helemaal. Dit betekent dat er achteruitgang plaatsvindt.



Na verloop van tijd kan deze fase overgaan in de tweede. Maar niet iedereen gaat naar de tweede fase — ongeveer één op de drie blijft in de eerste fase.



Slide 13 - Tekstslide

Fase 2 MS: Secundair Progressieve MS
  • Beenklachten (stuurloosheid en minder spierkracht)
  • Klachten m.b.t. de uitscheiding 
  • Klachten herstellen (bijna) niet meer, maar worden langzaamaan erger.

Soms zijn er perioden dat je klachten niet verergeren: je hebt geen grote terugvallen en alleen af en toe kleine verbeteringen. Je bent dan stabiel.

Bij zo’n twintig procent van mensen met MS begint MS direct in de tweede fase. Langzaamaan verergeren je klachten, afgewisseld met stabielere perioden. Meteen vanaf het begin. Je gezondheid gaat steeds achteruit en je hebt duidelijke terugvallen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Soorten incontinentie
  • Stressincontinentie:  onvrijwillig urineverlies bij druk in en op de buik, bijvoorbeeld wanneer iemand lacht, niest, de neus snuit of bij zwaar tillen en haastig bewegen zoals bij sporten.
  • urgeincontinentie:  Niet op te houden hevige plasdrang. Vaak heeft de cliënt een (voortdurende) drang tot plassen met geen of een heel korte waarschuwing.
  • Gemengde incontinentie: combinatie van stress- en aandrangincontinentie, waarbij één van de twee vormen meer naar voren komt.
  • Functionele incontinentie: Als iemand niet in staat is zelfstandig naar het toilet te gaan door lichamelijke of praktische beperkingen. Voorbeelden zijn geestelijke/lichamelijke/visuele beperkingen, lastige kleding, lange afstand tot of obstakels bij het vinden van het toilet.
  • Overloopincontinentie:  onwillekeurig verliezen van kleine hoeveelheden urine uit een volle blaas. Het treedt op door chronisch vasthouden van urine, vergroot en ongevoelig raakt. De druk in de blaas wordt zo hoog, dat er kleine hoeveelheden urine wegdruppelen.
  • Totale incontinentie: voortdurend druppelen van urine uit de plasbuis, zowel overdag als 's nachts. Het treedt op wanneer de sluitspier van de blaas niet meer goed werkt.

Slide 16 - Tekstslide

Vorm van incontinentie waarbij de urine meteen komt zodra de zorgvrager aandrang voelt om te urineren
A
Druppelincontinentie
B
Urge-incontinentie
C
Aandrangincontinentie
D
Stressincontinentie

Slide 17 - Quizvraag

Kringspieren blaas

Slide 18 - Tekstslide

Zorgvragers met een blaaskatheter hebben een grotere kans op een urineweginfectie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Urineweginfectie
Vakjargon = UWI

Slide 20 - Tekstslide

Hoe ontstaat het
- bacterien afkomstig vanuit de anale regio/ontlasting (E.coli bacterie)

- Komt vaker bij vrouwen voor omdat hun urethra (plasbuis) korter is dan bij mannen

- Seksueel contact en gebruik van condooms met spermadodend glijmiddel kan een UWI uitlokken

- Residu in de blaas

- Blaas of nierstenen, Katheters, mensen met DM, 

Slide 21 - Tekstslide

Katheteriseren

Slide 22 - Tekstslide

Verschillend kathetermateriaal
Latex: 2 weken, goedkoop, soepel, sneller verstopt en let op latexallergie
Siliconen: 8 tot 12 weken, gebruik bij langdurig gebruik of latexallergie, stugger (dus meer irritatie)


Slide 23 - Tekstslide

Plasbuis (urethra)

Via de plasbuis (urethra) kan de urine het lichaam verlaten.

Bij de vrouw:

Urethra is ongeveer 3 cm lang.

Ligt ventraal (aan de buikzijde) van de vagina en mondt uit tussen de kleine schaamlippen.

Bij de man:

Urethra is ongeveer 20 cm lang.

Loopt door de prostaat, dit deel heet pars prostatia.

Komt direct onder bekkenbodem in 1 van de zwellichamen van de penis te liggen.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Waar ligt de prostaat
A
Boven de blaas
B
In de zaadbal
C
Onder de blaas

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Evaluatie

Slide 29 - Woordweb