OL - 2 - 2e klas

Vorige ondersteuningsles heb je...
...de onderdelen van zinsontleding herhaald.

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vorige ondersteuningsles heb je...
...de onderdelen van zinsontleding herhaald.

Slide 1 - Tekstslide

Woordsoorten/zinsontleding

Weet je het nog? Wat is het verschil tussen woordsoortbenoemen en zinsontleding?


Slide 2 - Tekstslide

zinsdelen
woordsoorten
onderwerp
lijdend voorwerp
persoonsvorm
meewerkend voorwerp
gezegde
bijwoordelijke bepaling
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
voorzetsel
voornaamwoord

Slide 3 - Sleepvraag

Samenhang tussen zinsdelen en woordsoorten
werkwoord(en)
werkwoord
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
voornaamwoord

Slide 4 - Sleepvraag

Woordsoorten/zinsontleding
Woordsoorten: je benoemt elk woord
lidwoord, voorzetsel, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, etc.

Zinsontleding: je benoemt de zinsdelen (woordgroepen)
persoonsvorm, gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling, etc

Slide 5 - Tekstslide

We starten met een korte oefening zinsontleding

Slide 6 - Tekstslide

Waar is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
Gisteren hebben | we |een lief katertje | bij het dierenasiel | opgehaald.
B
Gisteren | hebben | we |een lief katertje bij het dierenasiel | opgehaald.
C
Gisteren | hebben | we een lief katertje | bij het dierenasiel | opgehaald.
D
Gisteren | hebben | we |een lief katertje | bij het dierenasiel | opgehaald.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde WWG?


Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
hebben
B
opgehaald
C
hebben opgehaald
D
gisteren

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het onderwerp OND?


Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
we
B
bij het dierenasiel
C
een lief katertje
D
gisteren

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp LV?


Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
we
B
bij het dierenasiel
C
een lief katertje
D
gisteren

Slide 10 - Quizvraag

Welke zinsdelen blijven over?


Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
gisteren
B
bij het dierenasiel
C
opgehaald
D
gisteren, bij het dierenasiel

Slide 11 - Quizvraag

Hoe noem je de zinsdelen die je overhoudt als je alles goed hebt ontleed?


Gisteren hebben we een lief katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
meewerkend voorwerp
B
bijwoordelijke bepaling
C
onderwerp
D
persoonsvorm

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten.
A
Er is geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 13 - Quizvraag

Woordsoorten

Slide 14 - Tekstslide

Woordsoorten: Ik vind dit onderdeel makkelijk=blije smiley of moeilijk=treurige
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Welke gaan we behandelen?
Lidwoorden
zelfstandig naamwoorden
bijvoeglijk naamwoorden
hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord (koppelwerkwoord)
voorzetsels
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
wederkerig voornaamwoord
vragend voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
betrekkelijk voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
Bijwoord

Slide 16 - Tekstslide

Maar eerst een oefening zonder uitleg.... 

Slide 17 - Tekstslide

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
werkwoord
bezittelijk vnw
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
De
rare
man
in
de
auto
lacht

Slide 18 - Sleepvraag

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
persoonlijk vnw
bezittelijk vnw
voorzetsel
werkwoord
zelfstandig nw
Zij
willen
op
jouw
fiets

Slide 19 - Sleepvraag

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
werkwoord
bezittelijk vnw
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
jouw
gekke
tante
is
in
de
tuin

Slide 20 - Sleepvraag

LIDWOORD

Er zijn drie lidwoorden:

- de

- het ('t)

- een ('n)

Bepaalde en onbepaalde lidwoorden

De en het zijn bepaalde lidwoorden.

Een is een onbepaald lidwoord.

Slide 21 - Tekstslide

Hoeveel lidwoorden staan er in de volgende zin?

Het zal je maar gebeuren dat je op een dag de straatprijs en de auto wint bij de loterij.
A
5
B
4
C
3
D
2

Slide 22 - Quizvraag

timer
1:00
zelfstandig naamwoorden

Slide 23 - Woordweb

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 26 - Tekstslide

Werkwoorden..
drie verschillende..

hww, zww en kww

Slide 27 - Tekstslide

Hulpwerkwoorden en zelfstandige werkwoorden

Slide 28 - Tekstslide

Het belangrijkste ww in de zin?  
  1. Nederland heeft zich in een prima groep voor het EK geplaatst.
  2. Vandaag ga je je vast misselijk eten aan pepernoten en marsepein.
  3. Vorig jaar werd er gemiddeld voor 113,- euro aan sinterklaascadeautjes gekocht.
  4. Heb je even tijd voor me? 

Slide 29 - Tekstslide

Zelfstandig en hulpwerkwoord
  • Maar één werkwoord in de zin? Dan is dat het zst.ww.
  • Meerdere werkwoorden in de zin? Dan zoek je het ww. waar de 'actie' vanuit gaat: staat meestal achteraan.
  • Alle andere werkwoorden geven de tijd, mogelijkheid of wens aan en zijn hulpwerkwoorden.
  • Ik heb vandaag gedichtjes gemaakt.
  • Kan ik vanavond komen chillen?

Slide 30 - Tekstslide

Check
  • Heeft elke zin een zelfst.ww.?
  • Kun je in een zin meer dan drie hulpwerkwoorden hebben?
  • Maak een zin met 'hebben' als zelfst.ww.
  • Maak een zin met 'hebben' als hulp.ww.

Slide 31 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Het koppelwerkwoord verbindt het onderwerp van de zin met een eigenschap / toestand: een zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord

Slide 32 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
Het huis is groot.
De portemonnee blijkt kwijt te zijn.
Het proefwerk lijkt moeilijk.
Nepdokters heten ook wel kwakzalvers.
De fiets is gloednieuw.


Slide 33 - Tekstslide

Aan de deur komen vaak mensen collecteren
Collecteren is hier:
A
ZWW
B
KWW
C
HWW

Slide 34 - Quizvraag

Aan de deur komen vaak mensen collecteren
komen is hier:
A
ZWW
B
KWW
C
HWW

Slide 35 - Quizvraag

Zijn jullie dan op Vlieland?
zijn is hier:
A
ZWW
B
KWW
C
HWW

Slide 36 - Quizvraag

Waarom heet een koppelwerkwoord een koppelwerkwoord?

Slide 37 - Open vraag

antwoord: Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp aan hetgeen wat er over het onderwerp gezegd wordt.
Waarom heet een koppelwerkwoord een koppelwerkwoord?

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Wat weet jij van:

  • persoonlijk vnw
  • bezittelijk vnw
  • vragend vnw
  • aanwijzend vnw.?
timer
1:00

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoord

Slide 43 - Tekstslide

vragend voornaamwoord

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Kies een onderdeel uit om te oefenen op de volgende website:

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Link

Slide 51 - Link