Snorkel expeditie

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
TheoriePraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Snorkel expeditie

Slide 3 - Woordweb

Maak een woordweb, waar denk je aan bij een snorkel expeditie?
Onderwerpen
 Vis herkenning 
Herkenning waterdiertjes 
Herkenning water planten 
Dag expeditie 
Avond expeditie

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn  in Nederland 63 verschillende zoetwater vissen  
  
Hoe kunnen we deze vissen herkennen?  
 
Vorm
Kleur
Tekening van het lichaam
Kleur en aantal van de vinnen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak de zoekkaart vissen erbij en beantwoord welke verschillen je ziet in kleur, vorm, vinnen.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een vis wordt voornamelijk herkent aan:
Vinnen
Bek
Schubben

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vinnen

Slide 8 - Tekstslide

De vinnen maken dat een vis zich door het water kan verplaatsen. Ze worden gebruikt om voort te bewegen, te sturen, versnellen en afremmen, maar ook om signalen uit te wisselen bij bijvoorbeeld een gevecht of een balts (“paaidans”). Vissen kunnen zeer goed worden herkend aan hun vinnen; zo zijn er gepaarde en ongepaarde (enkelstandige) vinnen en verschillen in aantal, vorm of plaats van de vinnen aan het lichaam van de vis.  
  
Rugvin  
Vissen hebben in het algemeen één of twee (een voorste en een achterste) rugvinnen. De rugvin kan verder lang, kort, hol of bol van vorm zijn. De (voorste) rugvin kan scherpe stekels bevatten. Een Baars is bijvoorbeeld een vis die zowel twee rugvinnen als stekels in de voorste rugvin bezit.  
Staartvin  
De staartvin is samen met de spieren van de romp de grootste aandrijfveer van de vis. De staartvin is meestal gevorkt, recht of bol van vorm.  
Borstvinnen  
De plaats en de vorm van de borstvinnen zijn afhankelijk van de leefwijze van de vis. Zo kunnen de borstvinnen laag of hoog zijn ingeplant in de flanken van de vis. Maar ook de vorm van de borstvinnen zijn aangepast aan de leefomgeving. Zo bezitten bodemvissen vaak grote, laag geplaatste borstvinnen, waarmee zij op de bodem kunnen steunen.  
  
Buikvinnen 
Buikvinnen bevinden zich aan de onderkant van een vis, tussen de Borstvinnen en de Anaalvin. Verder kunnen de buikvinnen op drie verschillende plaatsen voorkomen. Zo kennen we de buikstandige (o.a. bij Zalm en Beekforel), borststandige (o.a. bij Snoekbaars en Baars) en de keelstandige (bij Kwabaal) buikvinnen.  
  
Anaalvin  
Deze vin bevindt zich direct achter de anaalopening. Deze vin komt ook voor in diverse vormen en maten. Bij sommige vissen is de anaalvin zelfs vergroeid met de staartvin, zoals bij de Aal. De anaalvin kan duidelijk hol, bol, kort of lang van vorm zijn. 
Vetvin 
De vetvin is een kleine, vlezige vin tussen de rug en staartvin. De vetvin bezit geen vinstralen.
Vinnen

Slide 9 - Tekstslide

De vinnen maken dat een vis zich door het water kan verplaatsen. Ze worden gebruikt om voort te bewegen, te sturen, versnellen en afremmen, maar ook om signalen uit te wisselen bij bijvoorbeeld een gevecht of een balts (“paaidans”). Vissen kunnen zeer goed worden herkend aan hun vinnen; zo zijn er gepaarde en ongepaarde (enkelstandige) vinnen en verschillen in aantal, vorm of plaats van de vinnen aan het lichaam van de vis.  
  
Rugvin  
Vissen hebben in het algemeen één of twee (een voorste en een achterste) rugvinnen. De rugvin kan verder lang, kort, hol of bol van vorm zijn. De (voorste) rugvin kan scherpe stekels bevatten. Een Baars is bijvoorbeeld een vis die zowel twee rugvinnen als stekels in de voorste rugvin bezit.  
Staartvin  
De staartvin is samen met de spieren van de romp de grootste aandrijfveer van de vis. De staartvin is meestal gevorkt, recht of bol van vorm.  
Borstvinnen  
De plaats en de vorm van de borstvinnen zijn afhankelijk van de leefwijze van de vis. Zo kunnen de borstvinnen laag of hoog zijn ingeplant in de flanken van de vis. Maar ook de vorm van de borstvinnen zijn aangepast aan de leefomgeving. Zo bezitten bodemvissen vaak grote, laag geplaatste borstvinnen, waarmee zij op de bodem kunnen steunen.  
  
Buikvinnen 
Buikvinnen bevinden zich aan de onderkant van een vis, tussen de Borstvinnen en de Anaalvin. Verder kunnen de buikvinnen op drie verschillende plaatsen voorkomen. Zo kennen we de buikstandige (o.a. bij Zalm en Beekforel), borststandige (o.a. bij Snoekbaars en Baars) en de keelstandige (bij Kwabaal) buikvinnen.  
  
Anaalvin  
Deze vin bevindt zich direct achter de anaalopening. Deze vin komt ook voor in diverse vormen en maten. Bij sommige vissen is de anaalvin zelfs vergroeid met de staartvin, zoals bij de Aal. De anaalvin kan duidelijk hol, bol, kort of lang van vorm zijn. 
Vetvin 
De vetvin is een kleine, vlezige vin tussen de rug en staartvin. De vetvin bezit geen vinstralen.
Welke drie vissoorten hebben een vetvin? Zoek het antwoord op met hulp van de zoekkaart vissen.


Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bek
Bekdraden
Bek standen

Slide 11 - Tekstslide

Sommige vissen bezitten bekdraden. Deze vissen kun je goed herkennen aan de stand en de vorm van die bekdraden. Ook de bekstand en de bekvorm zijn belangrijke kenmerken van een vis. Je kunt er ook aan zien waar een vis zijn voedsel zoekt en soms ook wat hij eet. Bekdraden zijn de smaak- en tastorganen van vissen. Ze zijn verschillend in aantal, lengte of dikte maar ze zitten altijd vol met zintuigen. Voor de vis zijn deze bekdraden een hulpmiddel bij het zoeken naar voedsel op en in de bodem.  
Bekstanden en voedselkeuze  
 
Aan de bek van een vis kun je vaak al zien met welke soort vis je te maken hebt. Aan de stand en de vorm van de bek van een vis kun je ook zien waar in het water hij zijn voedsel zoekt en wat hij eet.  
Bij een bovenstandige bek is de onderkaak langer dan de bovenkaak, daardoor wijst de bek naar boven. Vissen met een bovenstandige bek zoeken hun voedsel vooral aan het wateroppervlak, zoals in het water gevallen insecten, muggenpoppen en waterkevers. 
Bij een eindstandige bek zijn de boven en onderkaak even lang, daardoor wijst de bek naar voren. Vissen met een eindstandige bek zoeken hun voedsel niet op de bodem maar en niet aan de oppervlakte maar er ergens tussen in. Zij eten vooral voedsel diertjes die op de waterplanten leven en in het water zweven en zwemmen, zoals slakken, haften en watervlooien. 
Bij een onderstandige bek is de bovenkaak langer dan de onderkaak, daardoor wijst de bek naar beneden. Vissen met een onderstandige bek zoeken hun voedsel op en in de bodem van een water. Zij eten vooral diertjes die op en in de bodem leven zoals: vlokkreeftjes, wormpjes( tubifex) mossels, enz. 
 
 Bekvormen 
Een brede bek met tanden is kenmerkend voor grote rovers onderwater, zoals de meerval en de snoek. De tanden die deze vissen bezitten zijn naar achteren gericht. Zo kan een gevangen prooi niet ontsnappen. Deze vissen eten visjes, kikkers , kleine watervogels en zelfs ratten! 
Vissen die hun voedsel op en in de bodem van een water zoeken hebben vaak een uitstulpbare bek. Hiermee kunnen ze verder in de bodem komen om daar hun voedsel te pakken. Ook bekdraden met hun gevoelige smaakzintuigen helpen bodem vissen bij het vinden van voedsel. 
Prikken hebben een echte zuigmond. Hiermee zuigen  zij zich vast aan de andere vissen. Zij raspen dan de huid en de schubben weg van hun gastheer. Daarna zuigen ze diens lichaamssappen op, net zoals een bloedzuiger dat doet.  

Kijk of je van de verschillende vissoorten op je zoekkaart kunt zien wat voor bekstand ze hebben. Schrijf twee vissoorten op met een bovenstandige bek.



Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schubben
Ronde schubben
Kam schubben
Luister mee

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kleuren van de vis

Slide 14 - Tekstslide

Vissen hebben in hun huid lichaamscellen met zwarte, rode en gele kleurstoffen. De samenstelling van het kleurstoffenmengsel bepaalt de kleur van de vis. Wanneer de zwarte kleurstof ontbreekt, krijgt de vis een oranje-goudachtige tot dieprode kleur. Door giebels met zo’n kleurafwijking te selecteren, wisten Chinese viskwekers ruim 2.000 jaar geleden al goudvissen te kweken. Het ontbreken van zwarte kleurstof komt trouwens niet alleen bij de giebel en de karper voor. Ook bij andere soorten komen goudvariëteiten voor. Enkele voorbeelden zijn de goudzeelt, goudvoorn, goudwinde en goudaal. Wanneer een vis helemaal geen kleurstoffen bezit, spreken we van een albino. Deze vissen zijn (net als witte muizen) helemaal wit en hebben rode ogen. De kleur van vissen ontstaat in pigmentcellen onder de huid. 
Inwendige organen van de vis

Slide 15 - Tekstslide

Het verschil tussen mensen en vissen is voor wat betreft de inwendige organen op het eerste gezicht niet erg groot. Beiden bezitten hersens, een hart, een maag, een lever, een galblaas, nieren en darmen. De belangrijkste verschillen zijn te vinden in de manier van ademen en het bezit van een zwemblaas.  
De zwemblaas  
De zwemblaas is een met lucht (gas) gevuld orgaan, waarmee vissen zich in het water zwevend kunnen houden. Wanneer een vis geen zwemblaas heeft (bijv. Prikken en de Rivierdonderpad), zinkt deze als een spreekwoordelijke baksteen. Een zwemblaas zorgt er dus voor dat een vis ongeveer even zwaar wordt als het water en dus zweeft in het water. De hoeveelheid gas in de zwemblaas wordt door de vis continu geregeld, zodat de vis op verschillende dieptes (hoe dieper, hoe meer druk er op de het vissenlichaam wordt uitgeoefend) optimaal kan blijven zweven. 
De kieuwen 
Een vis haalt zuurstof uit het water d.m.v. zijn kieuwen. Als een vis zijn bek opent, stroomt er water naar binnen in zijn mondholte. Vervolgens sluit de vis zijn bek, opent zijn kieuwdeksels en perst het water langs zijn kieuwen naar buiten. De kieuwen bestaan uit zeer sterk doorbloede kieuwblaadjes, waarin de opname van zuurstof uit het water voor het langsstromende bloed kan worden opgenomen. Dit zuurstofrijke bloed stroomt vervolgens door het lichaam van de vis. Naast de opname van zuurstof zorgen de kieuwen ook voor de uitscheiding van koolzuurgas (CO2) en allerlei zouten.  

Zintuigen van de vis

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waterdiertjes

Slide 17 - Tekstslide

Waterdiertjes zijn er in alle soorten en maten. Veel te veel om op te noemen. Anders dan vissen hebben veel waterdiertjes poten waarmee ze over de bodem of waterplanten lopen. Het bootsmannetje bijvoorbeeld met roeipootjes. De schaatsenrijder maakt gebruik van de oppervlaktespanning van het water, zodat hij daarover heen kan glijden.  Soms hebben ze 2 zichtbare poten , soms 4, 6, 8 of meer. Ze hebben verschillende manieren van ademhalen (luchtbel meenemen, adembuis boven water steken, door de huid ademen). De diertjes eten elkaar op. Watervlooien zijn voedsel voor de vissen. Bootsmannetjes en larven van waterkevers en jagen ook op andere diertjes. In gezond water leven veel verschillende waterdiertjes.  
 

Slide 18 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Zoek een waterdiertje met 8 poten in de zoekkaart WATERDIERTJES op.
Schrijf op welke het is.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waterplanten

Slide 20 - Tekstslide

Waterplanten zijn belangrijk voor het waterleven; ze zorgen voor beschutting, als paai- en opgroeigebied voor vissen, maar vooral ook voor de productie van zuurstof. Planten leveren bovendien voedsel op in de vorm van insectenlarven, waterslakken en andere ongewervelde waterdiertjes. Soms is het plantaardig materiaal zelf visvoedsel. In de meeste troebele wateren komen weinig waterplanten voor. In deze wateren wordt toch zuurstof geproduceerd, namelijk door microscopisch kleine plantjes, de algen.  
Hoe meer hoe beter? Hoe meer waterplanten, des te meer variatie in het leefgebied voor vissen is de regel. Maar een te dichte waterbegroeiing is ook weer nadelig voor vissen. Hierdoor kunnen sterk wisselende zuurstofgehalten ontstaan, die nadelig zijn voor de vis (overdag hoog, ‘s nachts laag). Verder zou een dichte waterplantenbegroeiing vissen kunnen hinderen bij het voedsel zoeken en het voedsel bemachtigen. Veel vissoorten zoeken hun voedsel het liefst op het grensvlak van open water en begroeiing.  

Herkennen
  • Bloemkleur
  • Bloei
  • Bladrand
  • Stengels
  • Bladstand
  • Blad

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Broedplaats
Voedselproductie
Zuurstofproductie
Schuilplaats

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

1
Oever- of bovenwaterplanten
4
Drijvende planten 
2
Drijfbladplanten
3
Onderwaterplanten 

Slide 24 - Tekstslide

Globaal zijn er vier typen waterplanten in het water te onderscheiden, die je ook zult tegenkomen op de zoekkaart waterplanten:  
1. Oever- of bovenwaterplanten (zoals riet, lisdodde, pijlkruid en gele lis) komen met de stengels en bladeren boven water uit. Ze zijn daardoor niet afhankelijk van de helderheid van het water.  
2. Drijfbladplanten (zoals gele plomp, waterlelie en veenwortel) hebben bladeren die op het water drijven. Ook bij troebel water vangen deze planten met hun drijvende bladeren nog voldoende zonlicht op. In het voorjaar moeten ze naar het wateroppervlak toe groeien. Dit gaat moeilijker als het water troebel is.  
3. Onderwaterplanten (zoals waterpest, hoornblad, fonteinkruid) groeien volledig onder water. Deze planten hebben helder water nodig om voldoende zonlicht voor de groei op te kunnen vangen.  
4. Drijvende planten (zoals kroos) zijn voor de visstand vaak ongunstig doordat de plantjes een afsluitend dek vormen op het water.  

Voedselkringloop

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe haalt een ruggezwemmer of bootsmannetje adem?
A
Met zijn longen
B
met zijn kieuwen
C
Met een soort snorkel
D
Door een luchbel mee te nemen

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waterkroos is een
A
Oeverplant
B
Drijfbladplant
C
Onderwaterplant
D
Drijvende plant

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is nr 1 op de afbeelding?
A
Kindraden
B
Bekdraden
C
Mondhoeken
D
Tanden

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een vis met een vetvin is een:
A
Karper
B
Snoekbaars
C
Kleine modderkruiper
D
Beekforel

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een vis met een bovenstandige bek
A
Onderkaak is langer dan de bovenkaak
B
Onderkaak is korter dan de bovenkaak
C
Onderkaak is breder dan de bovenkaak
D
Onderkaak is gelijk aan de bovenkaak

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg opdrachten.

Slide 32 - Tekstslide

Praktische info:
camera mag aanblijven.
steek hand op als je wat wil vragen
microfoon uit, tenzij je wat wil vragen
Bingo
zaterdag 4 juli 2020
Breng je de uitgewerkte bingo kaart mee.
Op deze manier kunnen we gericht zoeken naar de vissen dieren en planten.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dag expeditie
Wanneer: Zaterdag 4 juli van 13:00 tot 17:00 
Wat heb je nodig? snorkel, masker, vinnen, lood evt. een duikpak, flesje drinken
Waar: Strandpark Slijk Ewijk Valburgsestraat 45 6677 PC Slijk- Ewijk
Parkeren bij de eerste ingang. Het parkeren kost €5,00 betalen met pin is mogelijk

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Kaart

Deze slide heeft geen instructies

Avond expeditie
Wanneer: Zaterdag 5 september van 19:00 tot 21:00 uur.
Wat heb je nodig? snorkel, masker, vinnen, lood evt. een duikpak, lamp,flesje drinken
Waar: Strandpark Slijk Ewijk Valburgsestraat 45 6677 PC Slijk- Ewijk
Parkeren achteraan de plas. Het parkeren kost €5,00 betalen met pin is mogelijk

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten lamp
  • Schijn niet bij elkaar in de ogen
  • Heen en weer bewegen als je aandacht wil

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evalueren
Tips en Tops

Slide 40 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies