3.4 Een veilige stroomkring

Vandaag
- Uitleg 3.4

- Herhaling berekeningen

- Huiswerk 3.4
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
naskMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
- Uitleg 3.4

- Herhaling berekeningen

- Huiswerk 3.4

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 3.4
- Je kan uitleggen wat de huisinstallatie is en de functies van de verschillende onderdelen van de meterkast uitleggen

- Je kan uitleggen wat overbelasting is en hiermee rekenen

- Je kan uitleggen wat kortsluiting is en wanneer dit ontstaat

- Je kan uitleggen wat verschillende veiligheidsmaatregelen zijn voor apparaten die op stroom werken

Slide 2 - Tekstslide

3.4 Een veilige stroomkring
De fasedraad vervoert de stroom naar een apparaat

De nuldraad vervoert de stroom van het apparaat af

De Aarddraad vervoert de stroom naar de aarde toe

Het schakeldraad vervoert de stroom van een fasedraad naar een apparaat met een schakelaar, zoals bijvoorbeeld een lamp

Slide 3 - Tekstslide

3.4 Een veilige stroomkring
Alle elektrische leidingen, lichtpunten en stopcontacten in huis samen 
vormen de elektrische huisinstallatie.

- De hoofdzekering controleert of er niet te veel stroom het huis ingaat.
- De elektriciteitsmeter meet hoeveel elektrische energie je in huis 
   gebruikt.
- De aardlekschakelaar controleert of er evenveel stroom het huis uitgaat 
    als erin komt.
- In de groepenkast wordt de stroom verdeeld over groepen. Een groep 
   verzorgt de elektriciteit in een deel van het huis. 
- Iedere groep is beveiligd met een zekering.

Slide 4 - Tekstslide

3.4 Een veilige stroomkring
Overbelasting ontstaat als er teveel apparaten tegelijk aan staan, de groep is dus overbelast

Elke groep heeft zijn eigen zekering, deze kan meestal 16 A aan. 
Heeft de groep dus een hogere stroomsterkte, dan is er sprake van overbelasting en schakelt de zekering de stroom uit.

Je moet dus eerst alle apparaten uit zetten, daarna kan je pas in de meterkast de zekering weer omhoog duwen. 

Zou er geen zekering zijn, dan kunnen door de hoge stroomsterkte de kabels te warm worden en kan er brand ontstaan.

Slide 5 - Tekstslide

3.4 Een veilige stroomkring
Als een groep is beveilig met een zekering van 16 A, en je weet dat het lichtnet een spanning van 230 V heeft kan je uitrekenen of er sprake is van overbelasting.

Je krijgt het vermogen (P) in de vraag, dus je kan uitrekenen wat de stroomsterkte van de groep is. Bij P = 3400 W reken je dus het volgende uit:
I = P : U = 3400 : 230 = 14,8 A

14,8 A is kleiner dan 16 A, er is dus geen overbelasting
Zorg dat de uitleg bij het antwoord staat, met alleen 14,8 A mis je punten!

Slide 6 - Tekstslide

3.4 Een veilige stroomkring
Kortsluiting is wat anders dan overbelasting!

Als de draden beschadigd zijn kunnen de koperdraden van de fasedraad en de nuldraad elkaar raken. Als dit gebeurt gaat de stroom niet door het apparaat maar gelijk terug naar de meterkast. Hierdoor ontstaat overbelasting.

Kortsluiting ontstaat dus bij beschadigde draden en kan zorgen voor overbelasting

Pas als de kortsluiting verholpen is kan de stroom opnieuw worden ingeschakeld

Slide 7 - Tekstslide

3.4 Een veilige stroomkring
De aardraad voert de stroom snel en veilig af naar de aarde, dit noemen we de lekstroom

De aardlekschakelaar meet steeds het verschil tussen de spanning van de fasedraad en de nuldraad, deze moet gelijk zijn aan 0

Als er stroom via de aardraad weglekt is het verschil tussen de fasedraad en nuldraad niet gelijk aan 0

Hierdoor zal de aardlekschakelaar de stroom uitschakelen


Slide 8 - Tekstslide

3.4 Een veilige stroomkring
Ook kan een apparaat dubbel geïsoleerd zijn, dat wordt aangegeven met -->

Hierdoor kan het apparaat nooit aan de buitenkant onder spanning komen te
staan.

Het elektrische gedeelte is geïsoleerd van de rest van het apparaat

Slide 9 - Tekstslide

Maken in je schrift!
Schrijf per vraag alle 5 stappen op!

1. Een oven die op het lichtnet werkt heeft een stroomsterkte van 8 A. Bereken de weerstand.

2. Bereken ook het vermogen van de oven.

3. De oven staat 1 ,1 uur aan, bereken het energieverbruik.

4. Bereken de kosten van de oven als de oven elke week 1,1 uur aan staat en 1 kWh €0,23 kost

5.  De oven geeft 84,64 W aan warmte. Bereken wat het rendement is.

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk 3.4
Opgave: 2, 5, 7, 8, 10, 11, 13, 14, 15, 17, 19, 21 & 25

Volgende les meenemen:
Boek, rekenmachine, pen, binas & aantekeningenschrift

Een ding vergeten = materiaal vergeten magister!
 

Slide 11 - Tekstslide