week 2 A&F&P Urinewegen en urineweginfecties

Urineweginfecties 




             
                               Urinewegstelsel 
afp dtvp 0923 WEEK 2
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Urineweginfecties 




             
                               Urinewegstelsel 
afp dtvp 0923 WEEK 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat valt ook alweer
onder het urinestelsel?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Het urinestelsel
Het urinestelsel zorgt ervoor dat de afvalstoffen het lichaam via de urine verlaten.

Het bestaat uit:
  • Nieren
  • Urineleiders
  • blaas
  • Urinebuis

Slide 4 - Tekstslide

Welk onderdeel van de nieren
vangt de urine op
A
Nierkapsel
B
Nierschors
C
Nierbekken
D
Urineleider

Slide 5 - Quizvraag

Kan er vanuit de blaas urine terugstromen in de urineleider?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Hoeveel urineleiders heeft een mens?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quizvraag

Observatiepunten mictie / diurese?

Slide 8 - Woordweb

Hoeveelheid urine 
Anurie: minder dan 50 ml per 24 uur urineproductie.

Oligurie: minder dan 0,5 liter per 24 uur urineproductie.
Normaal: 1 tot 1,5 liter per 24 uur urineproductie.
Polyurie: meer dan 2 liter per 24 uur urineproductie.


Slide 9 - Tekstslide

Urineonderzoek 
Met behulp van urinestrips of urinesticks kan de aanwezigheid van bepaalde stoffen in de urine worden aangetoond, zoals glucose, ketonen, eiwit.

Slide 10 - Tekstslide

Urine sediment 
Door urine te centrifugeren
 ontstaat er een laagje ‘slib’ 
of sediment. Onder de 
microscoop zijn daarin cellen
 en kristallen te zien.


Slide 11 - Tekstslide

Urinekweek 
urine op een voedingsbodem in een schaaltje wordt aangebracht en vervolgens in een warme omgeving wordt geplaatst. Zo kunnen de aanwezige bacteriën zich vermenigvuldigen tot een kolonie. De kolonies zijn met het blote oog zichtbaar. Ook kunnen ze onder de microscoop worden onderzocht.
Dient om UWI aan te tonen en om te onderzoeken welke bacteriën de infectie veroorzaken.
!Vraagt om zorgvuldige afname!
Voorkom huidbacterie 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Geur urine 
-Normale urine heeft een lichte geur.

-Sterke geur kan samen met troebele urine wijzen op een urineweginfectie.
- Ammoniakgeur in verse urine wordt veroorzaakt door een hoge concentratie ureum. In oude urine ontstaat ammoniakgeur doordat bacteriën ureum uit de urine omzetten in ammoniak.
- Zoetzure geur (appeltjes). Deze kan worden veroorzaakt door ketonen die ontstaan bij diabetes, wanneer de bloedsuiker niet goed is gereguleerd en er een heel hoge bloedsuikerspiegel is.


Slide 15 - Tekstslide

Welke symptomen kunnen duiden op een urineweginfectie?

Slide 16 - Open vraag

Tijdens onderzoek van urine wordt er glucose gemeten. Dit is
A
normaal
B
afwijkend

Slide 17 - Quizvraag

Een katheter geeft een verhoogde kans op het ontwikkelen van een UWI
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Mannen hebben meer kans op een urineweginfectie omdat de urinebuis korter is:
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Je moet altijd al deze klachten hebben wil je een blaasontsteking hebben:
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Een delier herken je aan:
A
Bloed bij de urine
B
HOGE koorts
C
verwardheid
D
heftige pijnen

Slide 29 - Quizvraag

Delier
Bij ouderen kan een delier onstaan door een ontsteking aan de urinewegen of longontsteking. Deze mensen vertonen verward gedrag. Signaleren en melden is dus heel belangrijk!

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Een student heeft gisteren zijn studieopdracht over het bijhouden van zijn eigen vochtbalans uitgevoerd. Hij heeft genoteerd hoeveel hij gisteren heeft gedronken en geplast. Hij levert dat lijstje in. Is deze informatie voldoende?
A
ja, de hoeveelheid drinken en urine biedt voldoende informatie voor de vochtbalans
B
Nee, er moet informatie over zijn lengte en gewicht bij staan
C
Nee, hij moet ook vochtinname via voedsel en vochtverlies door ontlasting noteren

Slide 32 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met een negatieve vochtbalans?
A
de vochtbalans is niet goed bijgehouden
B
het vochtverlies is groter dan de vochtinname
C
de vochtinname is groter dan het vochtverlies

Slide 33 - Quizvraag

Opdracht week 2 maken in Teams
Opslaan in je eigen Portfolio!!

Slide 34 - Tekstslide

Vragen??? 

Slide 35 - Tekstslide

Volgende week / huiswerk:
  • Bestudeer zelfstandig de AF van nieren en urinewegen aan de hand van de theorie en de zelftoets in eDition en eventueel andere bronnen, bestudeer de pathologie van week 3.
Je hoeft GEEN casus mee te nemen over nierschade.

  • Denk alvast na over de opdracht klinische les chromosomale afwijking: Bereid (in groepjes van 3 of 4) een klinische les voor over een zorgvrager met een chromosomale afwijking (bij voorkeur n.a.v. een zorgvrager de beroepspraktijk, een andere persoonlijke ervaring of evt een personage uit een boek/film), keuze mag breder zijn dan alleen de onderwerpen uit het boek!
  • Wees creatief!


Slide 36 - Tekstslide