Herhalen Grammatica - woordsoortbenoeming

woordsoorten benoemen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

woordsoorten benoemen

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen
  • werkwoorden
  • lidwoorden
  • zelfstandige naamwoorden
  • bijvoeglijke naamwoorden
  • voorzetsels 

Slide 2 - Tekstslide

werkwoorden
.



ik ................ speel                                            ik heb .....                gespeeld
hij .............. speelt                                           hij heeft ...             gespeeld
wij ............. spelen                                          wij hebben ....      gespeeld

Slide 3 - Tekstslide

1. De kat speelt met een propje papier.

Slide 4 - Open vraag

2. Het heeft de hele dag geregend.

Slide 5 - Open vraag

3. Ik wil dit nog even met je oefenen.

Slide 6 - Open vraag

lidwoorden

Slide 7 - Tekstslide

lidwoord: HET

Slide 8 - Tekstslide

Welke lidwoorden zijn er?

Slide 9 - Open vraag

Is HET een lidwoord in de volgende zin?


Ik vind het best makkelijk!
A
lidwoord
B
geen lidwoord

Slide 10 - Quizvraag

Is HET een lidwoord in de volgende zin?


HET antwoord kan ik snel geven.
A
lidwoord
B
geen lidwoord

Slide 11 - Quizvraag

zelfstandig naamwoord

Slide 12 - Tekstslide

sneeuwen - gooien - sneeuwschep

Slide 13 - Open vraag

paraplu - vallen - waait

Slide 14 - Open vraag

agent - arresteren - protesteert

Slide 15 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Tekstslide

De sneeuw veranderde in een grijze blubber door de harde regen.

Slide 17 - Open vraag

De ontevreden leerlingen schreeuwden over de grote hoeveelheid huiswerk.

Slide 18 - Open vraag

voorzetsels

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Helaas gaat ook nu, in verband met de dooi, het schaatsen niet lukken. Wij zullen op deze dag echter wel een alternatief programma aanbieden.

Slide 21 - Open vraag

Uitleg
H. Maak een zin met een bouwplan. 

ww = werkwoord
lw = lidwoord
zn = zelfstandig naamwoord
bn = bijvoeglijk naamwoord
vz = voorzetsel

 



Slide 22 - Tekstslide

lw - bn - zn - ww

Slide 23 - Open vraag

lw - znw - ww - vz – lw – znw

Slide 24 - Open vraag

Maken: Bijspijkeren - grammatica
Kies uit: 
  • Bijspijkeren les 2.5 werkwoorden
  • Bijspijkeren les 3.6 zelfstandig nw
  • Bijspijkeren les 3.7 lidwoord
  • Bijspijkeren les 5.5 bijvoeglijk nw
  • Bijspijkeren les 5.6 voorzetsel
timer
1:00

Slide 25 - Tekstslide