Grammar 3t en 4t

Today 
Reading
Go over the grammar 
Test yourself on grammar 
Checking with year 4. 


1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Today 
Reading
Go over the grammar 
Test yourself on grammar 
Checking with year 4. 


Slide 1 - Tekstslide

Year 3 students 
Page 56 
Past simple 
belangrijk wanneer iets is gebeurt 
Tijdsbepaling 
Onregelmatig of regelmatig 
Voorbeeld: I played Football 

Slide 2 - Tekstslide

's/s' or ... of
van wie 
Enkelvoud--> 's 
Voorbeeld: the cat's tail
meervoud--> woord op S dan alleen '        Anders 's 
Voorbeelden: Those girls' 
Old people's names 

Slide 3 - Tekstslide

Conjunctions+ Present perfect 
Voegen woorden bij elkaar--> and, both, so etc. 

Present perfect 
Niet belangrijk wanneer het gebeurt 
Begonnen in het verleden gaat nog steeds door 
have/has+ voltooid deelwoord 



Slide 4 - Tekstslide

Year 4 students 
Future 
will+ hele werkwoord 
iets aan te bieden beloftes, aankondigen 
voorspellingen (GEEN bewijs) 
to be Going to 
Plan in de toekomst, voorspellingen (WEL bewijs) 



Slide 5 - Tekstslide

Assignments 
Practice with the grammar online 
if you have any questions let me know 

Slide 6 - Tekstslide

Future 
Present continous--> afspraken waar de tijd of plaats al vaststaat 

present simple--> vast schema 

Slide 7 - Tekstslide

Word order 
Op allerlei manieren (NL)
Vaste volgorde 
Wie/wat, doet, wat, waar, wanneer --> 
Tommy watches soccer in the park on Sunday 



Slide 8 - Tekstslide

To or too
Page 29
To: voorzetsel/ voor hele ww--> They gave flowers to their grandmother.
Sand the wood to make it smooth.
Too: te of ook --> Don't screw the bolts too tight
He said that the would be there too.


Slide 9 - Tekstslide

Than of then
Than: vergelijking (dan) --> He is taller than my brother.


Then: toen of dan (geeft tijd aan) --> then join it all together 

Slide 10 - Tekstslide

its of it's
its: van hem/haar/het--> I have to give the dog its dinner


it's: samentrekking van ''it is' --> it's twelve o'clock
of van it has --> she's got two sisters

Slide 11 - Tekstslide

Your of you're 
Your: jouw (bezit) --> look at your design.


you're (samentrekking you are)--> you're late you should get up earlier. 

Slide 12 - Tekstslide

their, there, they're
Their: hun --> this is their favorite food


There: er of daar--> Do you want to go over there

They're: samentrekking van they are--> they're both seventeen years old.


Slide 13 - Tekstslide

Where, were of we're
Where: waar--> Where did you go on holiday


Were: was of waren--> you were the first one over the finish line

We're: samentrekking van we are--> we're big fans of Mexican food


Slide 14 - Tekstslide

Assignments 
Do test yourself on page 49
Assignments 2,3,4 
Done? do assignment 5 
Done with assignment 5? You can read your book

Slide 15 - Tekstslide

What did you learn today?
What do you need to work on?

Slide 16 - Open vraag