Lesonderwerp 5 en 9 VIP

Begeleiden zorgvrager lesonderwerp 5 en 9
Verlies en rouw
Communicatie en rituelen
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Begeleiden zorgvrager lesonderwerp 5 en 9
Verlies en rouw
Communicatie en rituelen

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Korte terugblik
  • Vragen methodieken
  • Bleg's
  • verliesreacties
  • pijn
  • religies
  • rituelen rondom sterven



Slide 2 - Tekstslide

Doelen
De student weet welke verliesreacties er zijn en hoe hiermee om te gaan als verpleegkundige
De student weet welke soorten pijn er zijn, en hoe ze deze kunnen herkennen
De student weet de verschillende rituele rondom sterven te herkennen

Slide 3 - Tekstslide

De vragen??
Elke student heeft 4 vragen gemaakt. Maak groepjes van 4 en stel elkaar de vragen.
Verwoord samen de antwoorden op de vragen

Slide 4 - Tekstslide

Begeleiden bij verandering, pijn en verliesverwerking
We onderscheiden:
BLEG’s : Belangrijke LEvensGebeurtenissen

Overgangsverlies : dit verlies hoort bij het leven en geldt voor iedereen, van kind naar pubertijd, huwelijk, pensionering, overlijden
Incidenteel verlies : dit verlies is onvoorspelbaar, onverwacht en doet de richting van je leven drastisch veranderen, overlijden van een kind, vlucht uit een land, amputatie van een been

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Rouwtaken van Manu Keirse
1: de werkelijkheid van het verlies onder ogen zien
2: de pijn van het verlies ervaren
3: aanpassen aan de wereld na verlies (2& 3 is actief proces)
4: herinneren en weer leren genieten (Niet loslaten, maar anders leren vasthouden)

Slide 7 - Tekstslide

4 hoofdgroepen verliesreacties
Emotionele reacties
Lichamelijke reacties
Reacties m.b.t. denken
Reacties m.b.t. gedrag

Slide 8 - Tekstslide

Emotionele reacties
  • Afwezigheid van gevoel
  • (hevige) Gevoelens van verdriet, wanhoop
  • (hevige) Gevoelens van angst, paniek, eenzaamheid
  • (hevige) Gevoelens van boosheid/woede
  • Gevoelens van schuld, zelfverwijt, schaamte, machteloosheid
  • Gevoelens van opluchting

Slide 9 - Tekstslide

Lichamelijke reacties
  • Pijnlijke gevoelens in de maag, hartstreek, hoofd, elders
  • Benauwdheid, kortademigheid, veel zuchten
  • Eetstoornissen, slikproblemen, misselijkheid
  • Geen trek hebben of juist veel eten
  • Gebrek aan energie, grote vermoeidheid, lusteloosheid, rusteloosheid
  • Spierverkramping of spierverslapping of uitputting

Slide 10 - Tekstslide

Reactie mbt het denken
  • Ongeloof, ontkenning; verwarring, concentratiestoornis, geheugenproblemen,
  • Hallucinaties
  • Verlangen naar de overledene/naar wat verloren is gegaan
  • Opdringerige gedachten en herinneringen
  • Gedachten aan zelfdoding
  • Verlies van geloof en zingeving

Slide 11 - Tekstslide

Reacties mbt gedrag
  • Neiging tot isolement, of juist vastklampen aan andere mensen
  • Opzoeken van de plaatsen, beelden, geluiden die veel herinneringen oproepen
  • Vermijdingsdrang
  • Niet in beweging komen of juist hyperactief
  • Slapeloosheid, te veel slapen
  • Emotionele uitbarsting/ verkramping
  • Grote zwijgzaamheid/ de hele tijd willen praten

Slide 12 - Tekstslide

Symptoom
‘Een symptoom is te definiëren als ‘een door de patiënt aangegeven klacht op lichamelijk, psychisch, sociaal en/of existentieel gebied als uiting of gevolg van een onderliggende ziekte' (Vissers 2010)26. In deze definitie ligt het subjectieve karakter van een symptoom besloten: de patiënt bepaalt waar hij last van heeft en hoe erg dat is.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is pijn?
International Association for The Study of Pain (IASP):

‘Een onaangename sensorische en emotionele ervaring die in verband wordt gebracht met bestaande of dreigende weefselbeschadiging of wordt beschreven in term van weefselbeschadiging.
Pijn is een onplezierig waarschuwingssignaal van het lichaam bij een te sterke prikkeling. Er zijn verschillende typen pijn en pijn kan een symptoom zijn van verschillende aandoeningen’.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de functie van pijn? Ziektewinst in relatie tot pijn?
Lichamelijke signaal functie/ psychische functie:
Een waarschuwing om voorzichtiger te bewegen bijv.
Een waarschuwing om rust te nemen
Piekeren of angstig zijn

Over psychische pijn: pijn van nu en pijn van het verleden
Ziektewinst zegt dat mensen óók voordelen halen uit de klacht of kwaal die ze hebben

Pijn kan een manier zijn om aandacht te krijgen, niet te hoeven praten over bepaalde pijnlijke onderwerpen, ontzien worden, begrijpend en liefdevol verzorgd worden, niet naar het werk of school te hoeven

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Soorten pijn in tijd en oorzaak

Slide 17 - Tekstslide

Soorten pijn

  • Pijn door weefselschade (nociceptieve pijn): bijvoorbeeld door een schaafwond of een verzwikte enkel.
  • Zenuwpijn (neuropatische pijn): bijvoorbeeld door een beschadigde zenuw na een diepe snijwond of zenuwschade door suikerziekte.
  • Orgaanpijn (viscerale pijn): bijvoorbeeld door een blindedarmontsteking.
  • Vaatpijn (vasculaire pijn) bijvoorbeeld door een ziekte van de bloedvaten zoals aderverkalking of een verstopping.
  • Pijn bij kanker (oncologische pijn) bijvoorbeeld door ingroei van een gezwel.

Pijn kan worden ingedeeld op basis van tijdsduur, waarbij we spreken van acute pijn en chronische pijn (langer dan drie maanden).
Pijn kan ook worden ingedeeld op basis van grofweg vijf oorzaken van pijn.
Kennis over het soort pijn is van groot belang bij de behandeling van de pijn


Slide 18 - Tekstslide

Fantoompijn
  • Fantoompijn is een pijnsensatie die beleefd wordt als afkomstig van een geamputeerd ledemaat. Dit kan om een geamputeerd been of arm gaan, maar ook bijvoorbeeld een geamputeerde borst of een getrokken kies betreffen.

  • Over de oorzaak van fantoompijn is inmiddels duidelijk dat het hersengebied dat oorspronkelijk correspondeerde met het geamputeerde lichaamsdeel nog actief is en chronisch of af en toe geactiveerd wordt 
 

Slide 19 - Tekstslide

Pijnmodel van Loeser
De eerste cirkel: Pijn
 Is de (dreigende) verwonding waarin pijnprikkels omgezet worden in zenuwsignalen. Dit is een lichamelijk proces, men is zich op dit moment nog niet bewust van de pijn. 
De tweede cirkel: Pijngewaarwording:
De gewaarwording van pijn. Pijnprikkel is in de hersenen aangekomen

Slide 20 - Tekstslide

Pijnmodel van Loeser
De derde cirkel: Pijnbeleving
De pijnbeleving. Hoe sterk ervaart men de pijn en hoe lang ervaart men de pijn. De ervaring van pijn wordt beïnvloed door eerdere ervaringen van pijn. De pijndrempel en sociale omgeving
De vierde cirkel: Pijngedrag
 Het pijngedrag. Dit is het gedrag dat een persoon vertoont om de pijn kenbaar te maken aan de omgeving. (non)verbale uitingen

Slide 21 - Tekstslide

Pijn persoonlijke beleving
 Iedereen heeft een persoonlijke pijnbeleving. Die pijnbeleving hangt af van:
  • Je emotionele toestand
  • Je fysieke toestand en gezondheid
  • De ernst en omvang van datgene dat de pijn veroorzaakt
  • De plek waar je pijn hebt
  • Sociale, culturele factoren, religie
  • Eerdere ervaringen met pijn
  • Je leeftijd; als je ouder wordt kan het voorkomen dat je zenuwstelsel minder goed werkt, waardoor je bepaalde dingen, zoals pijn, minder goed voelt’.
  • Je geslacht; Grof geschetst kan men zeggen dat mannen beter bestand zijn tegen acute pijnen, maar dat de pijngrens van vrouwen veel hoger ligt, dat ze met andere woorden meer pijn kunnen verdragen.


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Bij acute pijn wordt..........op pijnstillers gereageerd?
A
Goed
B
Matig
C
Niet
D
Slecht

Slide 24 - Quizvraag

Fantoompijn is:
A
Acute pijn
B
Chronische pijn

Slide 25 - Quizvraag

viscerale pijn is:
A
zenuwpijn
B
pijn aan de bloedvaten
C
pijn aan de organen
D
weefselbeschadiging

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het belangrijkst bij pijnstilling voor de behandeling van chronische pijn?
A
innemen wanneer de pijn optreedt
B
kosten van het medicijn
C
De spiegelopbouw in het bloed
D
Vertrouwen hebben in het medicijn

Slide 27 - Quizvraag

Wat heeft de meeste invloed op het in stand houden van chronische pijn?
A
Weefselschade
B
Gedrag
C
Gedachtes

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het doel van het meten van pijn
A
Subjectieve gegevens objectief maken
B
Verlagen van het risico op chronische pijn
C
Eenduidige communicatie
D
Alle antwoorden zijn van toepassing

Slide 29 - Quizvraag

Wat wordt er verstaan onder chronische pijn?
A
pijn die ontstaat door ontstoken weefsel
B
pijn die gedurende lange tijd aanwezig is
C
pijn waarvan de oorzaak niet bekend is en niet langdurig aanwezig is
D
pijn die ontstaat door een beschadiging of ontsteking van weefsel

Slide 30 - Quizvraag

De 5 wereld godsdiensten
  • Christendom
  • Islam
  • Jodendom



  • Hindoeïsme
  • Boeddhisme

Slide 31 - Tekstslide

Humanisme is een niet-religieuze levensbeschouwing die levensvragen tracht te beantwoorden vanuit het mens-zijn.

Slide 32 - Tekstslide

Enkele termen
Een ritueel is gedefinieerd als “een compositie van bewust vormgegeven handelingen waaraan de betrokken personen een bijzondere betekenis en waarde ontlenen.”
In een ritueel wordt een proces gemarkeerd met behulp van symbolen, woorden, beelden, klanken, en handelingen. Door een persoonlijk, op maat gesneden ritueel krijgt dit proces een diepere betekenis. 
Ritueelbegeleiders werken onafhankelijk van kerkelijke instanties. Zij brengen waar gewenst een spiritueel element, ook als de familie of nabestaande niet klassiek gelovig zijn. Ze zijn in staat mensen van elke achtergrond te begeleiden.

Slide 33 - Tekstslide

Christendom
Kenmerken:
  • Bij katholieken is het afscheid vormgegeven in een requimmis waarbij wijwater en wierook een belangrijke rol spelen.
  • Men collecteert, ten behoeve van de kerk of om missen op te dragen aan de overledene. 
  • De avond voor de uitvaart houdt men meestal een avondwake.
  •  Tijdens de dienst wordt een gedachtenisprentje uitgedeeld met een afscheidstekst of een tekst ter overweging. 
  • Bloemen zijn meestal in overdaad aanwezig. 
  • Bij protestanten is de uitvaartdienst veel soberder en traditioneel horen er ook geen bloemen bij. (Hierin zijn in sommige gemeentes veranderingen in te zien )

Slide 34 - Tekstslide

Islam
Kenmerken:
  • Veel rituele voorschriften, reinheid neemt daarbij een belangrijke plaats in.
  • .De dode wordt in een laken of in witte doeken gehuld en besprenkeld met reukwater.
  •  Moslims worden vaak in het land van herkomst begraven of op een islamitische begraafplaats in Nederland, binnen 24 uur gebeuren. 
  •  Het lichaam wordt, het liefste in een linnen doek, zonder kist, begraven, op de rechterzij, met het gezicht richting Mekka. 
  • Boven het hoofd wordt met plankjes een afdakje gemaakt zodat het hoofd niet direct met aarde bedekt wordt. 
  •  Na de begrafenis volgt een rouwperiode van veertig dagen.

Slide 35 - Tekstslide

Jodendom
Kenmerken:
  • Joodse uitvaarten vinden zo mogelijk binnen 36 uur na het overlijden plaats. 
  • De dode wordt begraven een kist van ongeschaafde en onbewerkte vurehouten planken. 
  • In de kist gaat wat aarde uit Israël mee. Meestal ontbreken de bloemen. 
  • Op weg naar het graf houdt de stoet driemaal halt om te laten zien dat er geen haast is. 
  • Nadat de kist in het graf is gezonken, maken de nabestaanden een scheur in hun kleren als teken van rouw. 
  • Na de uitvaart volgen voor de direct nabestaanden zeven dagen rouw, 'het sjiwwe zitten.' 

Slide 36 - Tekstslide

Boeddhisme
Kenmerken:
  • Boeddhisten zien het overlijden niet als het einde van het leven. Ze zijn zich er wel van bewust dat hun huidige leven eindig is, daarom zijn  tijdens hun leven voorbereid op de dood. 
  • Boeddhisten zullen daarom geen angst, verdriet of andere negatieve gevoelens laten blijken bij een overlijden. Zulke gevoelens geven volgens hen blijk van een verkeerde gehechtheid aan het leven. 
  • Vaak wordt bij het sterfbed een altaartje ingericht.
  • Soms gaan boeddhisten ver in hun acceptatie van ziekte, ouderdom en de dood als onderdeel van het leven. bv. afzien van pijnbestrijding in de laatste levensfase, omdat ze die bewust willen meemaken. 
  • Euthanasie is voor veel boeddhisten al helemaal niet bespreekbaar.

Slide 37 - Tekstslide

Humanisme
Kenmerken:
  • Er geen God, geen schepping en geen hogere bedoeling van het leven. 
  • Ziekte hoort voor humanisten bij de onvermijdelijke problemen van het leven.
  • Humanisten vinden het leven hier op aarde belangrijk. 
  • Er zijn geen vastgestelde regels of rituelen. Met betrekking tot afleggen en opbaren, de uitvaart, begraven of cremeren, alles mag
  • Levenskunst heeft betrekking op het totale leven, dus inclusief het sterven. Ook hier staat het maken van eigen keuzes voorop.

Slide 38 - Tekstslide

Herhaling
  • Maak met 2en een woordweb van alle onderwerpen die we behandeld hebben de afgelopen les. (15 minuten)
  • Laat je woordweb zien aan je medestudenten en vertel.

Slide 39 - Tekstslide