PW Unit 3 mavo 2

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

What's in PW Unit 3?
words and phrases unit 3
grammar:
 present simple
present continuous
present perfect
something - anything
leestekst

Slide 2 - Tekstslide

Present Simple 
  • Wanneer gebruik je de Present Simple?

  • Hoe maak je de Present Simple? 

Slide 3 - Tekstslide

Present Simple
Wat weet je nog over de Present Simple?

Slide 4 - Tekstslide

present simple
  • De present simple is een vorm van de tegenwoordige      tijd.
  • Je gebruikt de present simple bij gebeurtenissen die ...
  •  ... altijd ...
  • ... nooit ...
  • ... regelmatig plaatsvinden
  • Je gebruikt de present simple ook bij feiten en                gewoontes.

Slide 5 - Tekstslide

The Present Simple

Slide 6 - Tekstslide

Present continuous
  • Wanneer gebruik je de Present Continuous?

  • Hoe maak je de Present Continuous? 

Slide 7 - Tekstslide

present continuous
  • De present continuous is een vorm van de tegenwoordige tijd.
  • Je gebruikt de present continuous bij gebeurtenissen die nu bezig of                        nu aan de gang zijn

Slide 8 - Tekstslide

Present Perfect 

Slide 9 - Tekstslide

Present perfect

Slide 10 - Tekstslide

Present perfect

Slide 11 - Tekstslide

Present Perfect 
personen
have/has
werkwoord + ed
I
have
worked 
you
have 
worked
he/she/it
has
worked
we
have 
worked
you
have 
worked
they
have 
worked

Slide 12 - Tekstslide

Basis, p. 91, ex. 54
The message was deleted because it had many negative reactions. 

I have not posted anything for a while, but I am working on something now. 
Kader, p. 91    ex. 57A
1: and
2: because / and
3: and

57B
1: but.   2: or
3: until    4: and
5: if     6: and

Slide 13 - Tekstslide

We kunnen SOME en ANY combineren met andere woorden:
something (iets) – anything (niets)
somebody (iemand) – anybody (niemand)
somewhere (ergens) - anywhere (nergens)

De regels voor deze woorden zijn hetzelfde als voor SOME en ANY.
"I need to find something to do this afternoon." (positive sentence)
"Is there anything you would recommend?" (question)
"I didn't know anybody at the party." (negative sentence)

Slide 14 - Tekstslide

  • Plaatsen: somewhere/anywhere (ergens)
  • Personen: somebody/anybody of someone/anyone (iemand)
  • Dingen: something/anything (iets)

Slide 15 - Tekstslide

Some / any
Something / anything = iets
somebody / anybody = iemand
someone / anyone = iemand
somewhere / anywhere = ergens

not .. anything = niets
not ... anybody = niemand
not ... anyone = niemand
not .. anywhere = nergens

Slide 16 - Tekstslide