Woordsoorten

Deze les gaat over de verschillende woordsoorten.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Deze les gaat over de verschillende woordsoorten.

Slide 1 - Tekstslide

Doel: Wij kunnen onderstaande woordsoorten benoemen in een zin. 
1. Werkwoorden
2. Bijvoeglijknaamwoord
3. Zelfstandig naamwoord
4. Voorzetsels
5. Lidwoorden 

Slide 2 - Tekstslide

Deze ken ik al
Deze ken ik nog niet
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Lidwoord
Werkwoorden
Voorzetsels

Slide 3 - Sleepvraag

WERKWOORD

- werkwoorden = doe-woorden

- zegt wat iets of iemand doet 





Slide 4 - Tekstslide

ik fiets
ik loop
wij dansen
wij leren
hij voetbalt
hij zingt

hardlopen
kauwen 
ik ben
hij is
wij zijn
zij waren 
wij worden
hij werd
zij heeft
ik heb 

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoorden

Slide 6 - Woordweb

ZELFSTANDIG NAAMWOORD

Woorden voor:



mensen

dieren

planten/natuurverschijnselen

dingen/gevoel

(eigen) namen

aardrijkskundige namen / plaatsnamen

Slide 7 - Tekstslide

ZELFSTANDIG NAAMWOORD





- bij een zelfstandig naamwoord kun je vaak een lidwoord ervoor zetten. 


(de klas, een boek, het paard)


(Nederland, Piet, wolken, gras)

Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Woordweb

LIDWOORD

Er zijn drie lidwoorden:

- de

- het 

- een 

Slide 10 - Tekstslide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord


- het spannende boek


Slide 11 - Tekstslide

voorbeelden 
Een grijze auto.
De nieuwe laptop.
Het groene gras groeit hard.
Wat een fantastisch compliment.

Slide 12 - Tekstslide

VOORZETSEL

onder (de kooi), boven (de kooi), door (de kooi), naast(de kooi), van (de kooi), om (de kooi), in

tijdens (de vergadering), na (de vergadering)

waar
(... de kooi) in, op, achter, voor, naast, boven, onder... 
wanneer
ik appte tijdens de les, ik heb morgen om tien uur een afspraak, vanaf vandaag geldt het nieuwe rooster...

Slide 13 - Tekstslide

Welke woordsoort is "grote" in deze zin?
De grote ballon vliegt door de lucht.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 14 - Quizvraag

Welke woordsoort is "school" in deze zin?
De jongen fietst naar school.
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 15 - Quizvraag

Welke woordsoort is "het" in deze zin?

Het kindje is heel moe.
A
voorzetsel
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
lidwoord

Slide 16 - Quizvraag

Welke woordsoort is "glimt" in deze zin?
De rode auto glimt zo mooi.
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
lidwoord
D
voorzetsel

Slide 17 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Vorige week heb ik een toets voor Nederlands gemaakt.
_______
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 18 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze moeilijke toets had ook erg veel vragen.
____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 19 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
De resultaten van de toets waren niet erg hoog.
____
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 20 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Voor het volgende proefwerk zullen we beter moeten leren.
________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 21 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze les doen we een herhaling van woordsoorten.
_____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 22 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
We hoeven voor dit hoofdstuk maar 4 woordsoorten te kennen.
__________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 23 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
De makkelijkste woordsoort vind ik het lidwoord.
_________________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 24 - Quizvraag