9.2 Afvalstoffen uitscheiden en nieren

Fijn dat je er bent!
Welkom bij Mens & Natuur

Ga rustig zitten

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fijn dat je er bent!
Welkom bij Mens & Natuur

Ga rustig zitten

Slide 1 - Tekstslide

Programma 



Samen       4 dia's over de Nieren  - 5 minuten uitleg
                      LessonUp 

ZW                Maken opdrachten 9.3 uit boek - aftekenlijst 

Afsluiting   Opruimen en uitchecken laatste 5 minuten






Slide 2 - Tekstslide

Afvalstoffen uitscheiden

Slide 3 - Tekstslide

Nieren
De nieren liggen in de buikholte aan de rugkant. 

Ze filteren het bloed, en halen er afvalstoffen uit. 

​​











Slide 4 - Tekstslide

Dat gaat zo
Via de nierslagader komt bloed in de nieren.
Bloed stroomt door de nieren
De nieren filteren het bloed van afvalstoffen​
De afvalstoffen lossen op in water in de nier, dit noemen we urine​

Slide 5 - Tekstslide

De urine gaat via de urineleider naar de blaas ​
Via de blaas gaat urine naar de urinebuis naar 
buiten. Dit gebeurt als de blaas vol is en je 
moet plassen.​

Slide 6 - Tekstslide

Wat doen nieren?
A
Ze filteren bloed en verwijderen afvalstoffen (urine)
B
Ze maken nieuwe bloedcellen aan en verwijderen versleten bloedcellen
C
Ze nemen koolstofdioxide op en maken hier zuurstof van.
D
Ze helpen mee aan de vertering van moeilijke oplosbare stoffen zoals vetten

Slide 7 - Quizvraag

Bloed een poos na de maaltijd
Bloed net na de maaltijd
Te veel glucose in bloed
Te weinig glucose in bloed

Slide 8 - Sleepvraag

In welke situatie is er sprake van uitscheiding?
A
De huid regels de lichaamstemperatuur door bloedvaten te verwijden
B
In de longen gaat koolstofdioxide uit het bloed

Slide 9 - Quizvraag

Water +
Koolstofdioxide
Water + afvalstoffen
Water +
koolstofdioxide
zuurstof
Zuurstof +
Glucose
Glucose
Zouten +
Water

Slide 10 - Sleepvraag

Een genotsmiddel is
A
Altijd verslavend
B
Meestal verslavend
C
Nooit verslavend

Slide 11 - Quizvraag

Wat valt niet onder gezonde leefstijl
A
Groente eten
B
Sporten
C
Boek lezen
D
Vaak 's nachts gamen

Slide 12 - Quizvraag

Een reden om genotsmiddelen te gebruiken is omdat vrienden het ook doen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn manieren waarop je verslaafd kunt zijn?
A
Lichamelijk-geestelijk-sociaal
B
Lichamelijk en geestelijk
C
Sociaal en lichamelijk
D
Lichamelijk

Slide 14 - Quizvraag

Als je geestelijk afhankelijk bent van een genotsmiddel heb je het gevoel dat je niet zonder kan
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 15 - Quizvraag

Als je lichamelijk afhankelijk bent van koffie dan kun je hoofdpijn krijgen als je stopt met koffie drinken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Hoe lang duurt het voor 1 alcoholisch drankje is afgebroken?
A
1 uur
B
1.5 uur
C
2 uur
D
45 minuten

Slide 17 - Quizvraag

Wat wordt het meest aangetast door alcohol?
A
evenwichtsorgaan en evenwichtsorgaan
B
lever en nieren
C
hersenen en lever
D
je maag en nieren

Slide 18 - Quizvraag

Sigaretten zijn verslavend door
A
Teer
B
Smaak
C
Koolstofmonoxide
D
Nicotine

Slide 19 - Quizvraag

Zuurstof wordt door nicotine vervangen door?
A
Koolstofmonoxide
B
Koolstofdioxide
C
Zuurstofrijk bloed

Slide 20 - Quizvraag

Wat veroorzaakt teer in sigaretten?
A
Longkanker Afgebroken trilhaartjes
B
Geknapte longblaasjes Afgebroken trilhaartjes
C
Longkanker Geknapte longblaasjes Afgebroken trilhaartjes
D
Longkanker Geknapte longblaasjes

Slide 21 - Quizvraag

Welke stof veroorzaakt zwarte longen?
A
Teer
B
Nicotine

Slide 22 - Quizvraag

Door meeroken of meevapen heb je ook extra kans op kanker, hart- en vaatziekten, beroertes en luchtwegproblemen?
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 23 - Quizvraag

Mag je fietsen als je aangeschoten bent?
A
Ja
B
Nee
C
Alleen niet op een elektrische fiets

Slide 24 - Quizvraag

Waarom ben je sneller moe als je als roker gaat hardlopen?
A
Rokers geven sneller op dan niet rokers
B
Je denkt de hele tijd aan roken.
C
Je hebt minder zuurstof in je longen.

Slide 25 - Quizvraag


Bij stimulerende drugs werken je hersenen langzamer

A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Wat is geen verdovend middel?
A
Alcohol
B
Lachgas
C
Wiet
D
Cafeïne

Slide 27 - Quizvraag

Bij bewustzijns veranderende middelen werken je hersenen
anders

A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Wat voor drugs zijn hasj en wiet?
A
Verdovend
B
Stimulerend

Slide 29 - Quizvraag

Maken vragen boek
Vragen 12 t/m 17
bladzijde 136

Slide 30 - Tekstslide