In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 70 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Poëzie met NT2-leerlingen
Slide 2 - Tekstslide
Deze les is bedoeld voor NT2-leerlingen en-studenten met taalniveau A2 en B1.
In deze les gaan ze aan de slag met straatpoëzie bij hen in de buurt. Straatpoëzie is overal te vinden, dit vergroot de ‘echtheid’ van de les en zal dus ook zorgen voor gemotiveerde leerlingen (Ekens, 2018[1]).
De bedoeling is dat de leerlingen eerst kennis maken met poëzie, dit doen zij in doormiddel van A, B of C-oefening.
Startklaar
Op je plek zitten
Telefoon in het Zakkie
Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui
timer
3:00
Slide 3 - Tekstslide
1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.
Leerdoelen
Je weet waar je een poëtische tekst aan zou kunnen herkennen (R); (les 1)
Je weet wat (straat)poëzie is (T1); (les 1)
Je begrijpt waarom mensen poëzie lezen of schrijven (T2); (les 1)
Je kunt zelfstandig een straatgedicht maken. (I) (les 2)
Slide 4 - Tekstslide
stap 1-orienteren en voorspellen.
Aan het einde van deze les kunnen leerlingen twee kenmerken van poëzie benoemen en weten aan de hand van voorbeelden van een tekst te benoemen waarom dat een poëtische tekst is.
Kwaliteitsbesef
Een gedicht kan niet goed of fout zijn.
De bedoeling van deze lessenserie is dat de leerlingen creatief bezig zijn. Er kan wel worden gekeken of de leerling het concept poëzie begrijpt. We gebruiken voorbeelden van poëzie om te zien dat (criteria):
1 Een tekst opvalt doordat hij afwijkt van hoe een tekst er normaal uitziet.
2 De tekst opvalt door zijn (vers)vorm, deze is ook anders dan hoe een tekst er normaal uitziet.
In leerlingentaal:
1. Tekst is anders dan normaal
2. Vorm is anders normaal
Poezië, wat is dat? Vertaal het woord eerst in je eigen taal.
Slide 5 - Open vraag
De leerlingen vertalen het woord poëzie in hun eigen taal en schrijven op wat dit begrip volgens hen inhoudt.
Wat valt je op aan de onderstaande zin?
‘Groenteboer, heeft u twee broodjes döner voor mij?’
Tekst
Slide 6 - Tekstslide
Vraag wordt mondeling behandeld.
Eventueel uitleggen wat een groenteboer is: iem. die groente en fruit verkoopt
De leerlingen valt op:
Je kunt geen döner kopen bij de groenteman.
Er kan eventueel een tip worden gegeven:
Kun je Döner kopen bij de groenteboer?
Wat valt je op aan de onderstaande zinnen?
1. ‘Ik ga vandaag naar school.’
2. ‘Ik ga
VanDaaG
NAAR
SCHOOL'
Slide 7 - Tekstslide
Deze opdracht wordt mondeling behandeld.
De leerlingen geven aan dat de eerste zin 'normaal' of 'goed 'is. De tweede zin wijkt af van wat normaal is door zijn vorm en kunnen we dus poëzie noemen.
Wat is poëzie?
1. Tekst is anders dan normaal:
‘Groenteboer, heeft u twee broodjes döner voor mij?’
Niveau 0: Noteer in minimaal 5 woorden, waar dit gedicht volgens jou over gaat.
voorbeeld: ei, kip, mooier,.....
Niveau 1: Noteer in minimaal 2 zinnen, waar dit gedicht volgens jou over gaat.
voorbeeld: Het gedicht gaat over een kip.......
Niveau 2: Schrijf in minimaal vier zinnen op, waarom we deze tekst ‘poëzie’ noemen. Denk aan de twee kenmerken die je geleerd hebt!
voorbeeld: Dit is poëzie omdat,.....
timer
20:00
Slide 13 - Tekstslide
Docent legt de betekenis van dooier uit: als eigeel (andere betekenis even achterwege laten dood-dooier)
De blaadjes woorden door de docent ingenomen en nagekeken.
Criteria:
Niveau 0 (leerlingen taalniveau A1): Als de leerling laat zien dat hij weet waar het gedicht over gaat in woorden.
Niveau 1( leerlingen taalniveau A2):
Als de leerling laat zien dat hij weet waar het gedicht over gaat in 2 zinnen.
Niveau 2 (leerlingen taalniveau B1): Als de leerling laat zien dat hij begrijpt waarom de tekst ‘poëzie’ is in vier zinnen. Hij noemt de twee kenmerken.
Wanneer schrijven mensen poëzie?
A
Als ze verdrietig zijn.
B
Als ze boos zijn.
C
Als ze blij zijn.
D
Als ze bang zijn.
Slide 14 - Quizvraag
Duidelijk wordt hier of de leerlingen hebben begrepen wanneer men poëzie schrijft.
Tot slot: Is dit poëzie?
A
Ja, de vorm is anders dan normaal
B
Ja, de tekst is anders dan normaal
C
Ja, de tekst is mooi geschreven
D
Nee, de tekst is slecht geschreven
Slide 15 - Quizvraag
Dit gedicht wordt ter afsluiting getoond:
https://www.pinterest.com/pin/433260426627959440/
Hiermee kan de docent gelijk zien, wie de kenmerken van poëzie al weten en wie niet. De volgende les kan nog worden teruggekomen op de kenmerken met een startvraag alvorens de leerlingen zelf aan de slag gaan met het maken van een gedicht.
Begrippen uit deze les
Poëzie
Kenmerken
Herkennen
Opvallen
Slide 16 - Tekstslide
De docent laat de leerlingen deze begrippen vertalen naar hun eigen taal.
Afsluiting
We hebben vandaag geleerd:
Waar je een poëtische tekst aan zou kunnen herkennen (R); (les 1)
Wat (straat)poëzie is (T1); (les 1)
Waarom mensen poëzie lezen of schrijven (T2); (les 1)
De volgende les gaan jullie zelf een gedicht maken.
Slide 17 - Tekstslide
De volgende les worden de opdrachten door de docent teruggegeven:
Mochten er leerlingen zijn die niveau 2 hebben gekozen, maar duidelijk niet hebben begrepen wat poëzie inhoudt, dan kunnen zij alsnog niveau 1 maken en op het niveau van herkenning blijven, i.p.v. productie.
Stel dat een leerling die niveau 1 heeft gekozen nog niet goed kan uitleggen waarom de tekst poëzie is. Dan kan de leerlingen uitleggen waar het gedicht over gaat (niveau 0).