H2b 8.6. wh training+challenge

Willkommen!
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Willkommen!

Slide 1 - Tekstslide

Programm Donnerstag 8.6.
4de naamval  -> Alles
Lesen
Wortschatz

Voorbereiding op proefwerk:
Jullie kunnen den 4de naaval toepassen. 
Jullie de belangrijke informatie uit teksten halen.

Slide 2 - Tekstslide

4de naamval
Akkusativ

Slide 3 - Tekstslide

4de naamval
Achter de voorzetsels: durch, für, gegen, ohne, 
                                                 um, bis

Voor het lijdend voorwerp

Slide 4 - Tekstslide

    Voorzetsels 4de naamval
Akkusativ (4.)
durch 
  für
gegen
ohne
um
bis
aus
entlang
bei
mit
nach
gegen
entgegen
gegenüber
seit
außer
von

Slide 5 - Sleepvraag

Stappenplan naamvallen
1. der-groep of ein-groep?
 
2. geslacht ?  (m, v, o, mv)

3. voorzetsel of ontleden  (hij/hem regel)

4. correcte vorm kiezen

Slide 6 - Tekstslide

Ontleden
Zin splitsen in zinsdelen

Slide 7 - Tekstslide

Die Mutter schickt eine Mail.
schickt
die Mutter
eine Mail
het gezegde
het onderwerp
het leidend voorwerp

Slide 8 - Sleepvraag

Ein-Gruppe

Slide 9 - Tekstslide


Die Ein-
Gruppe
ein
kein
mein
dein
sein
ihr
unser
euer
ihr
Ihr
geen
ons
haar
uw
zijn
hun
jullie
een
mijn
jouw

Slide 10 - Sleepvraag

männlich
weiblich
sächlich
Mehrzahl
1.
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
4.
einen Mann

meinen
deinen
seinen
ihren
unseren 
euren


eine Frau

meine
deine
seine
ihre
unsere
eure
ein Kind

mein
dein
sein
ihr
unser
euer
keine Kinder

meine
deine
seine
ihre
unser
eure
Formen der Ein-Gruppe

Slide 11 - Tekstslide

Tegen mijn broer (m)
A
Gegen meine Bruder
B
Gegen meiner Bruder
C
Gegen meinen Bruder
D
Gegen meinem Bruder

Slide 12 - Quizvraag

Der Gruppe

Slide 13 - Tekstslide

Wörter der Der - Gruppe

dies-
jed-
manch-
solch-
welch-

alle
der, die, das

deze, dit
elke, iedere
sommige
zulke, zo'n
welke 

alle

Slide 14 - Tekstslide

Der-
Gruppe
deze/dit
welke
elke,iedere
alle
zulke/zo'n
dies-
welch-
solch-
jed-
all-

Slide 15 - Sleepvraag

männlich
weiblich
sächlich
Mehrzahl
1.
der Mann
die Frau
das Kind
die Kinder
4.
den Mann

diesen
solchen
manchen
jeden
welchen 


die Frau

diese
solche
manche
jede
welche
das Kind

dieses
solches
manches
jedes
welches

die Kinder

diese 
solche
manche
alle
welche
Formen der Der-Gruppe

Slide 16 - Tekstslide

Er schreibt (deze) ______ Satz (m).

Slide 17 - Open vraag

(Zulke) ____ Fragen (mv) verstehe ich nicht.

Slide 18 - Open vraag

Für
mein
meine
meinen
Für
Für
Für
meine
Vater
Freunde
Auto
 Mutter

Slide 19 - Sleepvraag

Üben
Buch Seite 176 + 177
Beide Aufgaben 1+2

Slide 20 - Tekstslide

Lesen
classroom
weiter lesen

Slide 21 - Tekstslide

Schrijf drie zinnen met woorden uit de woordenlijsten van K7.

Slide 22 - Open vraag

Wörterlisten K7

Slide 23 - Tekstslide

Toll!!!

Je weet wanneer je de 4de naamval gebruikt.
Je hebt geoefend met lezen.

Slide 24 - Tekstslide

Hausaufgaben für Montag 5.6.
Lernen:    Kapitel 7   Der-Gruppe lernen





                                                                      
                                               

Slide 25 - Tekstslide

Wörterlisten K7

Slide 26 - Tekstslide


In der Schule haben die Schülerinnen eine Tasche gestohlen.
4/7
uitleg/antwoord
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bezitrelatie

Slide 27 - Quizvraag


Der freundliche Herr dankt dem Mädchen.
5/7
uitleg/antwoord
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bezitrelatie

Slide 28 - Quizvraag


Die Vase habe ich nicht kaputt gemacht!
6/7
uitleg/antwoord
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 29 - Quizvraag


Rotkäppchen hat ihrer Großmutter Suppe gebracht.
uitleg/antwoord
7/7
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 30 - Quizvraag

Naamvallen (Fälle) -> zinsonderdeel
Der Lehrer gibt dem Schüler die Note der Woche.

onderwerp                                    ->  1. naamval    (Nominativ)
meewerkend onderwerp       -> 3. naamval    (Dativ)
leidend voorwerp                      ->  4. naamval   (Akkusativ)

bezitsrelatie                                   -> 2. naamval    (Genitiv)

Slide 31 - Tekstslide