4.6. Nederland verandert

Pluriforme samenleving
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Pluriforme samenleving

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is cultuur?
A
Een groep mensen met tradities
B
Een groep mensen met normen en waarden
C
Alle normen, waarden en gewoonten van een groep samen
D
Alle normen en waarden bij elkaar

Slide 2 - Quizvraag

Cultuur = Een groep mensen met dezelfde normen, waarden en gewoonten
Een cultuur die afwijkt van de overheersende cultuur.
A
Multiculturele samenleving
B
Subcultuur
C
Dominante cultuur
D
Tegencultuur

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Nederlandse cultuur is de dominante cultuur in dit land.
A
Dat is niet waar.
B
Dat is waar.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Marokkaanse cultuur in Nederland is en ...................cultuur
A
Dominante cultuur
B
Sub cultuur
C
Tegen cultuur
D
Geen cultuur

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Cultuur die zich binnen een cultuur actief verzet tegen de normen en waarden van die cultuur.
A
tegencultuur
B
verzetscultuur
C
landscultuur
D
jongerencultuur

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de pluriforme samenleving..
1. bestaat een grote culturele diversiteit
2. Leven verschillende cultuurgroepen deels naast elkaar en deels met elkaar
A
1 is juist 2 is onjuist
B
ze zijn allebei juist
C
ze zijn allebei onjuist
D
1 is onjuist 2 is juist

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de beste omschrijving? Een pluriforme samenleving is een samenleving met:
A
Veel etnische groepen.
B
Een grote culturele diversiteit.
C
Evenveel allochtonen als autochtonen.
D
veel verschillende culturen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een allochtoon?
A
Iemand waarvan minstens één ouder in het buitenland is geboren
B
Iemand waarvan beide ouders in Nederland zijn geboren
C
Iemand die verhuist binnen het land

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kees de Vries is een autochtoon, want:

A
zijn ouders zijn vanuit België hier komen wonen.
B
hij heeft, net als zijn ouders, een Nederlands paspoort.
C
hij is, net als zijn ouders, in Nederland geboren en getogen.
D
hij spreekt de Nederlandse taal en heeft een Nederlandse naam.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer ben je een autochtoon?
A
Als je in NL bent geboren
B
Als jij en één van je ouders in NL is geboren
C
Als jij en je beide ouders in NL zijn geboren
D
Als je bent verhuisd naar NL

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij nurture?
A
Opvoeding
B
Voetbaltalent
C
Ritmegevoel
D
Agressiviteit

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is je sociale identiteit?
A
Het beeld dat je van jezelf hebt
B
Je normen en waarden.
C
De identificatie met verschillende groepen
D
Je omgeving.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is socialisatie?
A
Sociaal zijn
B
Je netjes gedragen
C
aanleren van gewoonten die passen bij je cultuur
D
alle normen en waarden van een maatschappij

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is integratie?
A
mensen passen zich gedeeltelijk aan, aan de dominante cultuur
B
mensen vertrekken naar een ander land.
C
mensen passen zich helemaal niet aan en houden hun eigen cultuur in stand.
D
alles is onjuist.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer iemand zijn cultuur verliest bij migratie naar een ander land noemen we dat...
A
Assimilatie
B
Integratie
C
Segregatie

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is een voorbeeld van:
A
Integratie
B
Segregatie
C
Assimilatie

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is segregatie?
A
Volledig aanpassen
B
Gedeeltelijk aanpassen
C
Gescheiden leven
D
Een uitwisseling van culturen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen...
- welke ontwikkelingen de Nederlandse cultuur beïnvloeden 
- hoe Nederland door verschillende onntwikkelingen veranderd.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Nederland is veranderd

  • Tot de tweede helft van de vorige eeuw waren er in de dominante cultuur van Nederland voor een deel andere normen en waarden dan nu.
  • Gelijkheid tussen man en vrouw (vroeger: traditionele rolverdelingen)
  • Handelingsonbekwaamheid vrouwen: mochten niet zelfstandig een bankrekening openen of arbeidsovereenkomst tekenen.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Individualisering 
  • Nederland was vroeger sterk verzuild (organisatie rondom geloof). Katholieken, protestanten en socialisten aparte scholen, tv-zenders en kranten. 
  • Rond jaren 60: mensen gaan zich steeds meer als vrij individu zien: individualisering. 
  • Persoonlijke vrijheid, zelfontplooiing en eigen verantwoordelijkheid. 
  • Nadeel: minder bindingen met anderen wat zorgt voor meer eenzaamheid, egoïsme en asociaal gedrag.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Globalisering
  • Tot in de vorige eeuw waren mensen vooral op Nederland gericht. 
  • Vakantie in eigen land, Nederlandse media, Nederlandse producten. 
  • Door nieuwe communicatie- en transportmiddelen groeide de internationale handel. Ook gingen mensen op vliegvakantie en komen ze via het internet makkelijker in contact met het buitenland.
  • De ontwikkeling waardoor mensen wereldwijk steeds meer met elkaar verbonden raken

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Globalisering


  • Heeft gezorgd voor sterke cultuurveranderingen (eetgewoonten, kledingstijlen, sociale omgangsvormen) 
  • Positief: vergoot je mogelijkheden en verruimt je blik.
  • Negatief: bedreiging voor de eigenheid van een land. 
  • Reactie op globalisering: nationalisme en versterking van de eigen cultuur. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Emancipatie
  • Mensen streven actief naar gelijke rechten en gelijke behandeling.  
  • Vrouwenemancipatie
  • Stemrecht 1919.
  • Studeren, werken, economisch onafhankelijk van mannen.
  • Veranderingen rolpatronen.
  • Anticonceptiepil en soepelere abortuswetgeving.
  • Nog steeds niet af! Topfuncties, salaris, deel/voltijd en ec. zelfstandigheid

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Homo-emancipatie
  • 2001: homohuwelijk bij wet geregeld (eerste ter wereld!)
  • Steeds meer maatschappelijk geaccepteerd, maar nog steeds mensen die het afkeuren. 
  • lhbti-beweging komt uit de homo-emoancipatie. Erkenning van veel groepen. Succes: geslachtsaanduiding afgeschaft en genderneutrale toiletten.
  • Maar: in veel beroepen en kringen is homosexualiteit nog steeds niet geaccepteerd.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Etnische minderheden



  • Eisen meer hun plek op in de NLse samenleving.
  • Meer presentatoren en acteurs met verschillende etnische achtergronden.
  • Politieke partijen.
  • Black Lives Matter 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland is veranderd
Lees H4.6 goed door en maak de opdrachten 1,3,8 en 12


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies