Modalverben

Modalverben
Üben mit
Logt ein mit eurem Laptop!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Modalverben
Üben mit
Logt ein mit eurem Laptop!

Slide 1 - Tekstslide

Heute:
- Vorkenntnisse Modalverben aktivieren

- Grammatikerklärung Modalverben

- Üben mit Modalverben

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn Modalverben? 
Schrijf op welk modaal werkwoord je kunt vinden in onderstaande zinnen:

Lisa möchte die Hose kaufen.
Wir können uns Morgenabend treffen.
Ich soll meine Eltern später helfen.
Jannick muss direkt auf die Toilette.




Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn Modalverben? 
Schrijf op welk modaal werkwoord je kunt vinden in onderstaande zinnen:

Lisa möchte die Hose kaufen.
Wir können uns Morgenabend treffen.
Ich soll meine Eltern später helfen.
Jannick muss direkt auf die Toilette.




Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn Modalverben?
Met modale hulpwerkwoorden kun je uitdrukken dat iets mogelijk, gewenst of bijvoorbeeld noodzakelijk is.

Het modale werkwoord geeft extra betekenis aan het andere werkwoord in de zin.

Ich muss auf die Toilette / Ich kann auf die Toilette / Ich möchte auf die Toilette



Slide 5 - Tekstslide

houden van
kunnen
toestemming krijgen
willen
moeten
(noodzaak)

moeten
van een ander
weten
wollen

mögen

dürfen
sollen

müssen
können
wissen

Slide 6 - Sleepvraag

Modale verben 
können           kunnen/instaat zijn
mögen            houden van/lusten
dürfen            mogen/toestemming hebben
wollen             willen
wissen             weten
müssen           moeten/noodzaak/moet van jezelf
sollen              moeten/bevel (wil van een ander)

Slide 7 - Tekstslide

Modalverben
- sind unregelmäßige Verben.

- Es gibt bei fast allen Verben einen Vokalwechsel gibt zwischen Singular und Plural
(ich kann > wir können)
- Ich- und er/sie/es-Form sind immer gleich

Slide 8 - Tekstslide

Welke uitgangen krijgen de modale werkwoorden bij ich en er/sie/es?
A
-
B
e
C
t
D
en

Slide 9 - Quizvraag

Welke uitgangen krijgen de modale werkwoorden bij wir en Sie, sie meervoud?
A
-
B
e
C
t
D
en

Slide 10 - Quizvraag

Welke uitgangen krijgen de modale werkwoorden bij ihr?
A
-
B
e
C
t
D
en

Slide 11 - Quizvraag

Und jetzt Üben
wähle immer die richtige Form

Slide 12 - Tekstslide

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan

Slide 13 - Quizvraag

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 14 - Quizvraag

Weißt du, ob er Spinat ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 15 - Quizvraag

Herr Lehrer, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 16 - Quizvraag

Er ....... (dürfen) bis 12 Uhr ausgehen.
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürf

Slide 17 - Quizvraag

Ich will etwas für euch kaufen. ...... (mögen) ihr Gummibärchen?
A
magt
B
mögt
C
mögen
D
mag

Slide 18 - Quizvraag

Ich ........... um 22 Uhr zu Hause sein.
Nein, Ich .................. noch nicht in die Disko gehen.
Ich ................ sehr gut schwimmen
Ich ............. Eis
darf
muss
kann
mag

Slide 19 - Sleepvraag

ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
möchtest
möchte
möcht
möchten
möchtet
möchte

Slide 20 - Sleepvraag

Volgens mij heb ik de uitleg over de Modalverben begrepen:
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Aufgaben im Buch
Macht jetzt Aufgabe 12, 13, 14 und 15
Seite 122 im Arbeitsbuch

Diese Aufgaben sind Hausaufgaben für nächste Stunde.

Slide 22 - Tekstslide