LES 45 - HOE GEBRUIK JE PERSOONLIJKE EN BEZITTELIJKE VOORNAAMWOORDEN?

LES 37 45 46 53
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

LES 37 45 46 53

Slide 1 - Tekstslide

LEZEN - 15 min

Lees in je boek het vak 'belangrijk'. 

Daarna lezen we samen beide teksten op blz 6 en 7
Pak vast je werkboek, schrift en leesboek

Slide 2 - Tekstslide

LES 45 - blz 94-95    Na deze les ....
  • Weet je wat persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden zijn. 
  • Herken je persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden in een zin en kan je ze op de juiste plek invullen. 
  • Kan je zelf een zin maken met een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord.

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf een zin op in jouw "schrift" met het woord wat hiernaast .
Is dat woord een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?

Slide 4 - Tekstslide

VOORKENNIS
Schrijf een zin op jouw "schrift" met het woord wat achter jouw naam staat.
Is dat woord een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?

Slide 5 - Tekstslide

VOORKENNIS
Schrijf een zin op jouw "schrift" met het woord wat achter jouw naam staat.
Is dat woord een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?

Slide 6 - Tekstslide

VOORKENNIS

Kan een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord in één zin gemaakt worden?

Slide 7 - Tekstslide

VOORKENNIS

Kan een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord in één zin gemaakt worden?

Slide 8 - Tekstslide

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Mijn moeder staat altijd voor mij klaar.”
“Gaan we naar zijn huis of naar jouw huis?”

Slide 9 - Tekstslide

PERSOONLIJKE VOORNAAMWOORDEN

Slide 10 - Tekstslide

BEZITTELIJK VOORNAAMWOORDEN

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

BELANGRIJK
  • Een voltooid deelwoord begint vaak met
    ge-, be-, ver- of ont-.

  • Het eindigt op -en, -t of -d.

  • Het wordt nooit gebruikt als persoonsvorm. (zie volgende slide)

Slide 14 - Tekstslide

BELANGRIJK
  • Een voltooid deelwoord begint vaak met
    ge-, be-, ver- of ont-.

  • Het eindigt op -en, -t of -d.

  • Het wordt nooit gebruikt als persoonsvorm. (zie volgende slide)

Slide 15 - Tekstslide

Soms is het lastig....
"hun".... hun hebben gelijk >> is fout
"als mij".... groter als mij >> is fout
"als jou"... ik ken niemand die zo vaak te laat komt als jou
>> is fout
"jouw" ... Wij zagen jouw in de  stad gisteren >> is fout

Slide 16 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord "mijn / m'n"
Mijn moeder staat altijd voor mij klaar.” >> schrijf- en spreektaal
Me ma staat klaar.” >> app taal

Als je spreekt en schrijft in appjes... gebruiken we vaak "me" in plaats van "m'n" als je over bezit praat, zoals "me moeder". Maar eigenlijk is dit "m'n" de verkorte versie van "mijn", niet "me".

>>> Dus er is niets fout met "m'n moeder". <<<<

Slide 17 - Tekstslide

Dit 'moet' je weten....

Zij
hebben gelijk (dus niet 'hun' hebben gelijk)
Jij bent groter dan mij (..dus niet 'als  mij')
Ik ken niemand die vaker te laat komt als jij (dus niet 'als jou')
Wij zagen jou gisteren in de stad (dus niet 'jouw')


Slide 18 - Tekstslide

KLASSIKAAL - LES 45 - oef 1 t/m 3 - blz 94

Slide 19 - Tekstslide

ZELFSTANDIG MAKEN

Slide 20 - Tekstslide