Je kunt uitleggen waarom soorten kunnen concurreren.
Je weet hoe verschillende biotopen kunnen ontstaan.
Je kunt uitleggen hoe men parken natuurlijker maakt.
Slide 14 - Tekstslide
Concurrentie & Concurrenten
Concurrentie = Strijden voor het beste plekje of voedsel
Concurrenten = verschillende organismen op 1 plek die hetzelfde voedsel eten of allemaal zonlicht nodig hebben
Slide 15 - Tekstslide
Even herhalen
Wat is een biotoop?
Wat waren de abiotische factoren?
Wat waren de biotische factoren?
timer
2:00
Slide 16 - Tekstslide
Verschillende biotopen
Slide 17 - Tekstslide
Wat zijn de verschillen?
Slide 18 - Tekstslide
Opdrachten maken:
Hoofdstuk 6:
Paragraaf 2
Opdrachten 3 t/m 15
Klaar? Goeddd!!
Lees paragraaf 3 van H6 goed door
Slide 19 - Tekstslide
Wat gaan we doen
Herhalen van voor de vakantie
Beginnen met paragraaf H6.3
Opdrachten maken
Slide 20 - Tekstslide
Wat zie je hier?
Slide 21 - Tekstslide
Biotoop, wat is dat?
Biotische factoren:
Abiotische factoren:
Levende natuur
VB = eekhoorn, gras, roofvogel, mensen
Niet-levende natuur
VB= de zon, de wind, regen
Slide 22 - Tekstslide
Concurrentie & Concurrenten
Concurrentie = Strijden voor het beste plekje of voedsel
Concurrenten = verschillende organismen op 1 plek die hetzelfde voedsel eten of allemaal zonlicht nodig hebben
Slide 23 - Tekstslide
H6.3 je groene omgeving
Leerdoelen uit de K&K lijst
Je kunt uitleggen hoe planten aan voedsel komen.
Je kunt de formule van fotosynthese uitschrijven.
Je weet wat planteneters, vleeseters en alleseters zijn.
Je kunt uitleggen wat een planteneter, vleeseter en alleseter eet.
Je kunt uitleggen wat een voedselrelatie is.
Slide 24 - Tekstslide
Hoe komen planten aan voedsel?
Slide 25 - Tekstslide
Verschillende soorten eters
Eten alleen maar plantaardig voedsel
Planteneters
Slide 26 - Tekstslide
Verschillende soorten eters
Eten alleen maar dierlijk voedsel
Vleeseters:
Slide 27 - Tekstslide
Verschillende soorten eters
Zijn dieren die zowel plantaardig
als dierlijk voedsel eten
Alleseters:
Slide 28 - Tekstslide
Opdrachten maken:
Hoofdstuk 6:
Paragraaf 2
Opdrachten 3 t/m 15
Paragraaf 3
Opdrachten 3 t/m 6
(dit was HW van voor de vakantie)
Slide 29 - Tekstslide
Ga naar je vaste plek
Pak je leesboek en je bio boeken
Leg het huiswerk open voor vandaag
Ga in je leesboek lezen
timer
5:00
Slide 30 - Tekstslide
Wat gaan we doen
Verder gaan met paragraaf H6.3
Opdrachten maken
Slide 31 - Tekstslide
H6.3 je groene omgeving
Leerdoelen uit de K&K lijst
Je weet wat een voedselketen is.
Je kan een voedselketen opstellen.
Je dat er in een voedselweb meerdere voedselketens bevat.
Je kunt een eenvoudig voedselweb opstellen.
Je kunt uitleggen wat een piramiden van aantallen is (aantal individuen per schakel).
Je kunt uitleggen wat een piramiden van gewicht is (totale gewicht per schakel).
Je kunt een piramide van aantallen en een piramide van gewicht aflezen.
Je kunt uitleggen waardoor gewicht verloren kan gaan binnen een voedselketen (bron 7).
Slide 32 - Tekstslide
Voedsel relaties
Slide 33 - Tekstslide
Piramide van aantallen
Slide 34 - Tekstslide
Piramide van gewicht
Slide 35 - Tekstslide
Opdrachten maken:
Hoofdstuk 6:
Paragraaf 3
Opdrachten 3 t/m 16
Klaar?
Ga iets anders doen voor school doen of aan je herbarium
Slide 36 - Tekstslide
Wat gaan we doen
Korte herhaling
Beginnen met paragraaf H6.4
Opdrachten maken
Slide 37 - Tekstslide
In het voedselweb is aangegeven wie door wie opgegeten wordt. Wie staat er aan het eind van het voedselweb?
A
algen
B
kikker
C
vis
D
reiger
Slide 38 - Quizvraag
In een bos worden de blaadjes gegeten door rupsen. Deze rupsen dienen als voedsel voor mussen. Die mussen worden vaak opgegeten door buizerds. Welke voedselketen(s) zijn hier te maken?
A
buizerd -> mus ->
rups -> boom
B
boom -> mus ->
rups -> buizerd
C
boom -> rups ->
mus -> buizerd
Slide 39 - Quizvraag
Maak de zin af. De eerste schakel van een voedselketen is altijd ....
A
een dier
B
een plant
Slide 40 - Quizvraag
H6.4 je groene omgeving
Leerdoelen uit de K&K lijst
Je weet wat er met natuurlijk afval wordt bedoeld.
Je weet wat bedoeld wordt met strooisellaag.
Je weet welke organismen in de strooisellaag leven.
Je weet dat bacteriën met het blote oog niet te zien zijn
Je weet dat schimmels herkenbaar zijn door witte pluizige draden en paddenstoelen.
Je weet dat bodemdieren het natuurlijk afval kleiner maken.
Slide 41 - Tekstslide
Natuurlijk afval
Strooisellaag
Humuslaag
Hoe ontstaat de bodem?
Slide 42 - Tekstslide
Schimmels
Slide 43 - Tekstslide
Opdrachten maken:
Hoofdstuk 6:
Paragraaf 4
Opdrachten 3 t/m 6
Klaar? Goeddd!!
Ga verder met je herbarium opdracht.
OF ga nakijken van paragraaf 1, 2 & 3 H6
Slide 44 - Tekstslide
Wat gaan we doen
Inleveren herbarium
Afmaken van paragraaf H6.4
Opdrachten maken
Slide 45 - Tekstslide
H6.4 je groene omgeving
Leerdoelen uit de K&K lijst
Je weet dat schimmels en bacteriën reducenten genoemd worden.
Je weet dat de reducenten natuurlijk afval omzetten in mineralen(voedingsstoffen).
Je kunt uitleggen waarom afvaleters (aaseters) geen reducenten zijn.
Je weet wat een voedselkringloop is (bron 5).
Je weet wat de rol is van de producenten, consumenten, afvaleters en reducenten in de voedselkringloop is (bron 6).
Je kunt uitleggen waarom er mest nodig is op een akkerland.