LW6 Celdeling

Doel van de les
Na deze les vertel je
  • hoe de afzonderlijke dragers van erfelijkheid heten
  • hoeveel chromosomen een cel heeft
  • het verschil tussen de gewone celdeling (mitose) en de reductiedeling (meiose) 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
AnatomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Doel van de les
Na deze les vertel je
  • hoe de afzonderlijke dragers van erfelijkheid heten
  • hoeveel chromosomen een cel heeft
  • het verschil tussen de gewone celdeling (mitose) en de reductiedeling (meiose) 

Slide 1 - Tekstslide

1.3 | celdeling
1.3 | celdeling

Slide 2 - Tekstslide

Het begin...
  • elk leven begint met het versmelten van een ei- en zaadcel
  • door celdeling (mitose) ontstaan er grotere aantallen van dezelfde cellen
  • cellen die nog veel functies kunnen uitoefenen worden stamcellen genoemd

Slide 3 - Tekstslide

Stamcellen
  • in het beenmerg
  • stamcellen kunnen differentiëren en specialiseren
  • stamcellen zijn nodig voor groei, ontwikkeling en herstel

Differentiëren: van vorm veranderen
Specialiseren: een specifieke taak uitoefenen

Slide 4 - Tekstslide

Erfelijkheid
  • Elke celkern bevat 46 chromosomen
  • Chromosomen komen in paren voor, één van vader en één van moeder 
  • Geslachtscellen hebben één specifiek chromosoom  en dus 23 chromosomen
  • 44 chromosomen bevatten erfelijk materiaal over alle eigenschappen (autosomen)
  • 2 chromosomen bevatten erfelijke materiaal over het geslacht (heterosomen)

Slide 5 - Tekstslide

Welke twee heterosomen heeft een jongen?

Slide 6 - Open vraag

X en Y
  • Er zijn twee soorten heterosomen, ze worden X en Y genoemd.
  • Eicellen hebben alleen het X-heterosoom
  • Zaadcellen hebben óf het X- óf het Y-chromosoom
  • Alleen het Y-chromosoom is verantwoordelijk voor het geslacht (door het maken van testosteron en teelballen)

Slide 7 - Tekstslide

Wie bepaalt dus het geslacht van de baby?
A
Moeder
B
Vader

Slide 8 - Quizvraag

Genen
  • Een gen is een klein stukje van een chromosoom, die een code geeft  voor (een deel of geheel van) een eigenschap
  • In de uitvoering kunnen gelijksoortige genen samenwerken (intermediair) of niet (het dominante gen voert uit, het recessieve gen voert niet uit)
  • Genen bestaan uit dubbelstrengs dna (desoxyribonucleïnezuur)
  • De volgorde van de bouwstenen bepalen de eigenschap

Slide 9 - Tekstslide

Celdeling (mitose)
1
De cel maakt zich op voor celdeling
  • het dna wordt gekopieerd; er zijn nu 92 chromosomen in de cel
  • de kopietjes worden op fouten gecontroleerd
  • de cel verzamelt veel voedingsstoffen om de celdeling tot uitvoer te brengen

Slide 10 - Tekstslide

Celdeling (mitose)
2
De cel maakt zich klaar voor celdeling
  • het DNA zal zich opkrullen met in het midden ervan een aanhechtpunt
  • er worden hechtdraadjes gemaakt

Slide 11 - Tekstslide

Celdeling (mitose)
3
De cel maakt zich klaar voor celdeling
  • het kernmembraan lost op
  • de hechtdraadjes verplaatsen zich naar de beide uiteinden (polen) van de cel

Slide 12 - Tekstslide

Celdeling (mitose)
4
De cel maakt zich klaar voor celdeling
  • de 92 chromosomen gaan in het midden van de cel liggen
  • elk hechtdraadje bindt zich aan één chromosoom
  • de cel wordt groter om ruimte te bieden voor de eigenlijke deling

Slide 13 - Tekstslide

Celdeling (mitose)
5
De cel deelt zich in tweeën
  • gelijke chromosomen worden elk naar één kant getrokken door de hechtdraadjes

Slide 14 - Tekstslide

Celdeling (mitose)
6
Er ontstaat een dochtercel
  • hechtdraadjes lossen op
  • er wordt een kernmembraan gemaakt rondom de chromosomen
  • de chromosomen ontkrullen weer
  • alle celorganellen worden over de twee cellen verdeeld
  • de cel  snoert zich helemaal in.

De nieuwe identieke cellen zijn klaar

Slide 15 - Tekstslide

Reductiedeling (meiose)
Bij de reductiedeling (meiose) wordt het aantal chromosomen in twee stapjes gehalveerd. Dit vindt alleen plaats in geslachtscellen.

Slide 16 - Tekstslide

Mitose
- komt voor in gewone cellen
-uit één cel ontstaan twee cellen
-de twee cellen zijn exact hetzelfde

Meiose
-komt voor in geslachtscellen
-uit één cel ontstaan vier cellen
-de vier cellen zijn verschillend

Slide 17 - Tekstslide

3

Slide 18 - Video

00:35
Welke cellen delen bij mitose?
A
Gewone lichaamscellen
B
Geslachtscellen

Slide 19 - Quizvraag

01:32
Hoeveel chromosomen zitten in een normale lichaamscel?

Slide 20 - Open vraag

03:51
Waarom mogen in een geslachtscel maar 23 chromosomen zitten?

Slide 21 - Open vraag

stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5
stap 6

Slide 22 - Sleepvraag