6 Vwo Economie par. 15.3

15.8
Wat moet er op de plek van de puntjes?

Y = ...Y + 30 + 55 + 200
A
0,450
B
0,525
C
0,700
D
0,750
1 / 33
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

15.8
Wat moet er op de plek van de puntjes?

Y = ...Y + 30 + 55 + 200
A
0,450
B
0,525
C
0,700
D
0,750

Slide 1 - Quizvraag

15.9
Y = 0,75 x ( Y - 0,2Y ) + 10 + 40 + 30
Y = 0,6Y + 80
0,4Y = 80
Y = 1 / 0,4 x 80

Multiplier = 1 / 0,4
= 2,5

Slide 2 - Tekstslide

15.9
Y = 0,75 x ( Y - 0,2Y ) + 10 + 40 + 30

Multiplier = 1 / ( 1 - c + cb )
= 1 / ( 1 - 0,75 + 0,75 x 0,2 )
= 1 / ( 1 - 0,75 + 0,15 )
= 1 / 0,4
= 2,5

Slide 3 - Tekstslide

15.9
De maatregel kost de overheid ... miljard
A
4
B
8
C
16
D
20

Slide 4 - Quizvraag

Als de rente stijgt, dan zal de consumptie ...(1) en zullen de investeringen ...(2)
A
1 afnemen 2 afnemen
B
1 afnemen 2 toenemen
C
1 toenemen 2 afnemen
D
1 toenemen 2 toenemen

Slide 5 - Quizvraag

Van Keynesiaanse kruis naar IS-curve
Het Keynesiaanse kruis en de berekening van het evenwichtsinkomen veronderstelt dat de rente constant is. Echter, particuliere consumptie en particuliere investeringen zijn afhankelijke van de (reële) rente. Een hogere reële rente leidt tot lagere particuliere consumptie en lagere particuliere investeringen:

  • Particuliere consumptie: als de rente daalt wordt er meer geleend en minder gespaard. De consumptie neemt toe.
  • Particuliere investeringen: als de rente daalt zijn investeringen (met geleend geld) sneller rendabel. De investeringen nemen toe.

Slide 6 - Tekstslide

Doelen
  • Met behulp van het IS-MB-GA model het niveau van productie en inflatie verklaren

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
EV=C+I+O
I=-20r + 120 (zie neg.invloed rente. Hoe hoger r, hoe lager I)
C=0,8(Y-B) -10r + 60
O=100
B= 0,25Y
Y=EV



EV=0,8(Y-0.25Y)-10r+60-20r+120+100
EV=0,8Y-0,2Y-30r+280
Y=0,8Y-0,2Y-30r+280
Y=0,6Y -30r + 280
0,4Y=-30r+280
Y=-75r+700

Slide 8 - Tekstslide

Tekenen IS-curve
  • Y=-75r+700
  • 0=-75r+700
  • -700=-75r
  • r=9,33
  • Y=-75*0+700
  • Y=700
  1. Snijpunt R-as-> y=0
  2. Snijpunt Y-as-> r=0 

Slide 9 - Tekstslide

Het consumentenvertrouwen stijgt, dan zal de IS-curve ...
A
naar rechts verschuiven
B
naar links verschuiven
C
niet verschuiven
D
hangt af van de rente

Slide 10 - Quizvraag

De rente stijgt, dan zal de IS-curve ...
A
naar rechts verschuiven
B
naar links verschuiven
C
niet verschuiven
D
hangt af van de rente

Slide 11 - Quizvraag

Wanneer verschuift de IS-curve
Als bij een zelfde rente, een hoger evenwichtsinkomen tot stand komt

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

MB-curve
  • Grafische weergave van het monetairbeleid (= rente stand)
  • Wordt ingezet als middel om de inflatie net iets onder de 2% per jaar te houden in de eurozone
  • Horizontale lijn
  • Taylor-regel (bedoeld om beleid beter te begrijpen)

Slide 16 - Tekstslide

Taylor-regel
  • r = f + gπ
  • r = rente
  • f = autonoom getal bepaald door ECB
  • g = bepaald de invloed van de inflatie op de rente
  • π = inflatie
  • Een Centrale bank die bang is voor een snel oplopende inflatie kan de waardes van f en g hoog vaststellen zodat een klein beetje inflatie leidt tot een sterke toename van de rente-> sparen wordt aantrekkelijker, lenen minder dus bestedingen nemen af en daarmee de kans op inflatie

Slide 17 - Tekstslide

IS-MB
  • De figuur hiernaast maakt duidelijk dat een toename van de rente zal leiden tot afname van het evenwichtsinkomen-> minder bestedingen-> minder kans op bestedingsinflatie 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Aanbod en inflatie
Verwachting van producenten t.a.v. inflatie (π^e)
Is gelijk aan inflatie in het voorgaande jaar (naïeve inflatieverwachting), tenzij anders vermeld.

Stel inflatie is hoger dan verwacht. Dan omzet en winstverwachting hoger dan verwacht, want lonen en inkoopprijzen liggen op korte termijn vast.
Prikkel voor bedrijven om meer aan te bieden. GA is een stijgende lijn

Slide 20 - Tekstslide

Prijsflexibiliteit
  • In welke mate kunnen in- verkoopprijzen en andere kosten op korte termijn mee veranderen met de inflatie.
  • Lonen, inkoopprijzen enz. vaak vast gelegd in contracten waardoor deze op korte termijn niet veranderen.
Link naar GA
als π>π^e krijgen bedrijven een hogere omzet dan verwacht door hogere verkoopprijzen.
Een aantal kosten (loon, inkoopprijs enz.) kan echter niet meestijgen waardoor de winst toeneemt en bedrijven meer willen aanbieden (als π stijgt, stijgt Y ook waardoor GA een stijgende lijn is).

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

GA-LT
Op de lange termijn leiden hogere inflatieverwachtingen tot het opnieuw onderhandelen van contracten en CAO’s waardoor de GA-curve naar links / omhoog verschuift. Het aanbod neemt langzaam weer af bij ieder inflatieniveau.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Analyse aan de hand van voorbeeld:
Uitgangssituatie:

  • De economie van een euroland bevindt zich na jaren van economische groei in het langetermijnevenwicht (Y = Y*, feitelijke productie = potentiële productie)
  • De grootste regeringspartij vindt dat de bevolking moet profiteren van het gestegen nationale inkomen en besluit de autonome overheidsbestedingen te verhogen.
  • Een econoom analyseert de gevolgen van deze maatregel met onderstaand IS-MB-GA-model. In de uitgangssituatie bevindt de economie zich in situatie Y0 met bijbehorende rente r0 en inflatie π0

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Zie blz. 104
Wie voorspellen meer invloed van de rente op Y
A
Keynesianen
B
Monetaristen

Slide 31 - Quizvraag

Zie blz. 104
Wie voorspellen een betere marktwerking?
A
Keynesianen
B
Klassieke economen

Slide 32 - Quizvraag

Hw.
Opgaven 15.16 en 15.17

Slide 33 - Tekstslide