Thema 3 De bloedsomloop Vmbo-kgt 2

Thema 3 
De bloedsomloop 
1 / 86
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 86 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Thema 3 
De bloedsomloop 

Slide 1 - Tekstslide


Wat weet jij over bloed?

Slide 2 - Open vraag

leerdoel basisstof 1: bloed
- Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.

Slide 3 - Tekstslide

De samenstelling van bloed

- Bloed bestaat uit de 
vloeistof: bloedplasma, met 
bloedcellen en bloedplaatjes.


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Bloedplasma
- Bloedplasma vervoert stoffen zoals: voedingsstoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen.

• 7% eiwitten
• 91% water
• 2% opgeloste stoffen

Slide 6 - Tekstslide

Rode bloedcellen

- Kleine ronde schijfjes
- Hebben geen celkern
- Bevat hemoglobine: stof met een 
   rode kleur.
- Vervoert zuurstof door je lichaam. 


Slide 7 - Tekstslide

Witte bloedcellen
- Hebben een celkern
- Hebben geen vaste vorm
- Witte bloedcellen maken 
ziekte verwekkers onschadelijk.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Bloedplaatjes
- Zijn geen cellen.
- Hebben geen celkern.
- Zorgen voor het stollen van bloed
   als je een wondje hebt. 

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag! 
Thema 3 De bloedsomloop

Basisstof 1 bloed
Maken opdracht 1, 2, 3, 5 en 6
Bladzijde 158 t/m 164
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Waaruit bestaat bloed?
A
Alleen uit bloedplasma
B
Bloedcellen, bloedplaatjes en bloedplasma
C
Alleen bloedplaatjes
D
Alleen bloedcellen

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel procent van het bloed bestaat uit bloedplasma
A
45%
B
91%
C
55%
D
7%

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de kleur van bloedplasma?
A
Rood
B
Blauw
C
Geel
D
Groen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de functie van bloed?
A
Het maakt je spieren sterker
B
Het vervoert voedingsstoffen en zuurstof
C
Het slaat vet op
D
Het maakt je huid glad

Slide 15 - Quizvraag

Waaruit bestaat bloedplasma voor het grootste deel?
A
Water
B
Eiwitten
C
Mineralen
D
Rode bloedcellen

Slide 16 - Quizvraag

Wat vervoeren rode bloedcellen?
A
Koolstofdioxide
B
Mineralen
C
Zuurstof
D
Afvalstoffen

Slide 17 - Quizvraag

Waarom hebben rode bloedcellen een rode kleur?
A
Door hemoglobine
B
Door de celkern
C
Door het bloedplasma
D
Door eiwitten

Slide 18 - Quizvraag

Welke bloedcellen kunnen door kleine openingen in de bloedvaten gaan?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Geen van deze

Slide 19 - Quizvraag

Wat doen witte bloedcellen?
A
Ze veroveren zuurstof
B
Bloed stollen
C
Maken bacteriën dood
D
Worden opgeslagen in je lichaam

Slide 20 - Quizvraag

Wat doen bloedplaatjes
A
Ze vervoeren zuurstof
B
Ze helpen bij bloed stollen
C
Ze maken bloed schoon
D
Ze geven energie

Slide 21 - Quizvraag

Volgende les

Slide 22 - Tekstslide

leerdoel basisstof 2, de bloedsomloop

Slide 23 - Tekstslide

Het bloedvatenstelsel
- Het bloedvatenstelsel van de mens 
   bestaat uit het hart en de bloedvaten.
- Het hart pompt het bloed 
   door het lichaam.
- De weg die het bloed aflegt 
   door het lichaam heet de bloedsomloop

Slide 24 - Tekstslide

De 3 type bloedvaten
- Slagaders
- Haarvaten
- Aders

Slide 25 - Tekstslide

Slagader
- Het hart pompt het bloed door de slag aders.
- De slagaders pompen het bloed door heel het lichaam.

Slide 26 - Tekstslide

Haarvaten
- Vertakkingen van de slagaders
- De kleinste bloedvaten in je lichaam

Slide 27 - Tekstslide

Aders
- De haarvaten komen samen in de aders.
- Door de aders stroomt het bloed weer terug naar de hart.

Slide 28 - Tekstslide

De namen van bloedvaten
- Slagaders hebben meestal de naam van het orgaan waar het naartoe loopt. 

Welke aders zijn vernoemd naar een orgaan?
Schrijf het op in je map
Je hebt 2 minuten de tijd.

timer
2:00

Slide 29 - Tekstslide





Uitzondering van naam is de poortader.
Poortader: Vervoert bloed van de darmwand naar de lever.
Slagaders
Bloedvaten die van het hart komen.
Aders
Bloedvaten die naar het hart toe gaan.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Leerdoel deze les
 Aan het einde van de les kan je de dubbele bloedsomloop beschrijven.

Slide 32 - Tekstslide

Wat is de bloedsomloop?
- Bij de bloedsomloop gaat het bloed telkens twee keer achter elkaar door het hart.

Slide 33 - Tekstslide

Het bloed gaat twee keer door het hart.
Dit heet de dubbele bloedsomloop!

De bloedsomloop is opgedeeld in:
- De kleine bloedsomloop
- De grote bloedsomloop

Slide 34 - Tekstslide

Het hart bestaat uit twee helften.
- Rechterhelft
- Linkerhelft

Slide 35 - Tekstslide

De kleine bloedsomloop
- De rechter helft van het hart pompt het bloed naar de longen.
- Van de longen stroomt het bloed weer terug naar de linker helft van het hart.

Slide 36 - Tekstslide

Belangrijke aders bij de kleine bloedsomloop
- Longslagader: bloedvat waardoor 
zuurstofarm bloed van het hart naar de 
longen stroomt.

- Longader: bloedvat waardoor 
zuurstofrijk bloed van de longen  
naar het hart stroomt. 

Slide 37 - Tekstslide

Grote bloedsomloop
Bij de grote bloedsomloop stroomt het bloed 
van het hart naar de rest van het lichaam 
en weer terug naar het hart

Het maakt een rondje door heel je lichaam!

Slide 38 - Tekstslide

Opdracht
Wat gaan we doen?
- Je gaat in een groepje een poster maken van de bloedsomloop.
- Je beantwoordt de vragen samen met je groepje.
- Je presenteert de volgende les je poster aan elkaar. 
- Je krijgt hier een cijfer voor. 

Slide 39 - Tekstslide

Opdracht
Wat heb je nodig?
- Poster papier (deelt de docent uit)
- Kleurpotloden, stiften, pen
- Je boek: basisstof 3 de bloedsomloop, bladzijde 166 t/m 170
   Kijk goed naar de afbeeldingen! 
- Uitleg op papier met de vragen die je ook op je poster zet.  

Slide 40 - Tekstslide

Opdracht
Hoe ga je aan de slag met de opdracht?

- Je gaat in groepjes van 3 of 4 een poster maken van de bloedsomloop.
- Je tekent de kleine bloedsomloop en de grote bloedsomloop.

- Je benoemt de volgende onderdelen: rechterhelft, linkerhelft, longslagader, longader, haarvaten, waar stroomt zuurstofrijk bloed en zuurstofarm bloed. Geef dit ook aan met kleurtjes. 

Slide 41 - Tekstslide


- Ga in je groepje zitten.
- OP JE BLAD STAAT ALLES! Lees het goed door! 
- Heb je vragen? Steek je vinger op!
- Je hebt 20 minuten de tijd
timer
1:00

Slide 42 - Tekstslide

Bassisstof 3
Het hart

Slide 43 - Tekstslide

Planning
1. Terugblik vorige les
2. Uitleg basisstof 3 het hart
3. Klassikale opdracht
4. Huiswerk controle
5. Opdracht poster inleveren
6. Les afsluiten

Slide 44 - Tekstslide

Terugblik afgelopen les


Log in met je laptop op lesson up!
Je hebt twee minuten de tijd!
timer
2:00

Slide 45 - Tekstslide

Waarom wordt de bloedsomloop een dubbele bloedsomloop genoemd?
A
Omdat het bloed door twee longen stroomt.
B
Omdat het bloed twee keer door het hart gaat.
C
Omdat het bloed zuurstof en koolstofdioxide bevat.
D
Omdat er tweet soort bloed zijn: rood en blauw

Slide 46 - Quizvraag

Wat gebeurt er in de kleine bloedsomloop?
A
Het bloed neemt zuurstof op en geef koolstofdioxide af.
B
Het bloed transporteert zuurstof naar de lichaamscellen.
C
Het bloed stroomt van de longen naar het lichaam.
D
Het bloed geeft koolstofdioxide af aan de lichaamscelen.

Slide 47 - Quizvraag

Welke slagader bevat bloed met weinig zuurstof?
A
Aorta
B
Longslagader
C
Kransslagader
D
Halsslagder

Slide 48 - Quizvraag

Wat gebeurt er met zuurstofrijk bloed in de grote bloedsomloop.
A
Het geeft zuurstof af aan de lichaamscellen.
B
Het neemt zuurstof op ui de longen.
C
Het vervoert koolstofdioxide naar de longen.
D
Het stroomt terug naar de rechterhelft van het hart.

Slide 49 - Quizvraag

Wat ontstaat er in de lichaamscellen bij verbranding?
A
Zuurstof
B
Waterstof
C
Koolstofdioxide
D
Stikstof

Slide 50 - Quizvraag

Leerdoelen deze les

Aan het einde van de les kan je ...
1. De delen van het hart benoemen.
2. De bloedvaten van het hart benoemen.
3. De functie van het hart en bloedvaten benoemen.

Slide 51 - Tekstslide

Wat weet je over het hart?

Slide 52 - Woordweb

Laptop dicht!
Sla je boek open op blz 176
Je hebt 1 minuut de tijd.
timer
1:00

Slide 53 - Tekstslide

Basisstof 3; het hart
Het hart ligt in de borstholte, 
net onder het borstbeen.

Je hart is ongeveer net zo groot als 
je vuist. 

Slide 54 - Tekstslide



- Het hart is orgaan.

Slide 55 - Tekstslide

Het hart
- Het hart is een holle spier.
- Over het hart lopen er verschillende aders en slagaders.

- Het hart is opgedeeld in twee helften:
   linker en rechter helft.
- Elk helft bestaat uit een boezem en 
   een kamer.


Slide 56 - Tekstslide

Belangrijke aders over het hart.
- Kransslagader: hierdoor stroomt bloed met 
  veel zuurstof naar de hartspier.

- Aorta: Aftakking van de kransslagader.

- Kransader: Stroomt bloed met veel 
   koolstofdioxide van het hart weg.

Slide 57 - Tekstslide

Het hart is opgedeeld in twee helften.

Harttussenwand: scheiding tussen
de linker en rechter helft van het hart.

Slide 58 - Tekstslide

Belangrijke aders binnen in het hart.
Verschil: bovenste en onderste holle ader.
- Bovenste holle ader: stroomt 
zuurstofarm bloed van je hoofd en 
armen terug naar het hart.

- Onderste holle ader: stroomt 
zuurstofarm bloed van je benen 
en romp terug naar het hart.

Slide 59 - Tekstslide

Het hart is opgedeeld in 4 ruimtes: boezem en kamer.

Slide 60 - Tekstslide

Rechterboezem: Zuurstofarm bloed 
uit de bovenste -en onderste holle ader 
en kansader stroomt naar de rechterkamer.


Rechterkamer: Pompt bloed uit de 
rechterboezem met zuurstofarm 
bloed naar de longslagader.

Slide 61 - Tekstslide

Linkerboezem: stroomt 
zuurstofrijk bloed uit de longader 
naar de linkerboezem.

Linkerkamer: Pompt 
zuurstofrijk bloed naar de aorta, 
naar de rest van het lichaam.

Slide 62 - Tekstslide

Slide 63 - Tekstslide

Hartkleppen
- Kleppen tussen de boezem en de kamer.

Slide 64 - Tekstslide

Halvemaanvormige kleppen
- Kleppen aan het begin van de longslagader en de aorta.
- Voorkomt dat het bloed terug stroomt naar de kamers.

Slide 65 - Tekstslide

Slide 66 - Tekstslide

Opdracht werkblad
1. Vorm tweetallen
2. Lees eerst de opdracht.
3. Bespreek wat het antwoord is.
4. Schrijf het antwoord op.
5. Gebruik je boek: basisstof 4, bladzijde 157 t/m 162
6. Je hebt 10 minuten.
timer
5:00

Slide 67 - Tekstslide

Opdracht bespreken
1. In een groepje van 4 bespreek je de antwoorden met elkaar.
2. Vergelijk de antwoorden. Hebben jullie het zelfde? Zijn jullie het met elkaar eens. Verbeter als dat nodig is.
3. Je hebt 5 minuten.
timer
5:00

Slide 68 - Tekstslide


Opdracht klassikaal bespreken

Slide 69 - Tekstslide

Aan de slag
- Huiswerk controle basisstof 3
- Inleveren poster opdracht de bloedsomloop

Huiswerk!
Basisstof 3 Het hart
Maken opdracht 1, 2, 3, 4 , 6, 7
Bladzijde 176 t/m 181

timer
10:00

Slide 70 - Tekstslide

Les afsluiten
 Aan het einde van de les kan je ...

1. De onderdelen van het hart benoemen.
2. Kan je uitleggen hoe het bloed door het
     hart pompt.

Slide 71 - Tekstslide

Basisstof 4 
De nieren

Slide 72 - Tekstslide

Leerdoelen deze les

Aan het einde van deze les kan je ...

1. uitleggen hoe je nieren werken

Slide 73 - Tekstslide


Log in met je laptop op lesson up!
Je hebt twee minuten de tijd!
timer
2:00

Slide 74 - Tekstslide

Wat denk je dat nieren doen?

Slide 75 - Woordweb

Nieren?
Bloed dat van de organen wegstroomt bevat veel koolstofdioxide en andere afvalstoffen.
Dat moet uit je lichaam! 

Slide 76 - Tekstslide

Wat is uitscheiding?
- Uitscheiding: afvalstoffen moeten
uit het bloed worden gehaald.
Uitscheiding vindt plaats in de nieren!

Nieren: halen afvalstoffen uit het bloed
en maken er urine van.
Urine plas je uit. 

Slide 77 - Tekstslide

Nieren
Nieren: organen die afvalstoffen uit het bloed halen.


- De nieren zitten links en rechts in
  de buikholte bij je rug.
- Nierslagader: hierdoor stroomt
  zuurstofrijkbloed met afvalstoffen
- Nierader: stroomt schoon bloed van
  de nieren weg.

Slide 78 - Tekstslide

Urine
Een nier bestaat uit drie onderdelen: 
1. Nierschors
2. Niermerg
3. Nierbekken

Slide 79 - Tekstslide

In de Nierschors en Niermerg: water, zout en afvalstoffen worden hier uit het bloed gehaald. Hiervan wordt urine gemaakt. 

Slide 80 - Tekstslide

Nierbekken: Hier wordt urine
opgeslagen.

Urine: naam voor alle afvalstoffen
uit het bloed.

Urineleiders: Buizen die urine afgeven
van de nieren naar de blaas.


Slide 81 - Tekstslide


Urineblaas: Hier wordt urine
opgeslagen tot je moet plassen.

Slide 82 - Tekstslide

Aan de slag! 
Basisstof 4 de nieren
Maken opdracht 1, 2, 3 en 4
Bladzijde 184
timer
10:00

Slide 83 - Tekstslide

Slide 84 - Tekstslide

Thema 3
De bloedsomloop

Slide 85 - Tekstslide

Test jezelf
- Pak je laptop
- Ga naar biologie voor jou via studie materiaal op somtoday.
- Ga naar Thema 3 De bloedsomloop
- Helemaal onderaan heb je: AFSLUITING.
- Start met de diagnostische toets.

Slide 86 - Tekstslide