Maandag 10 mei 2021 klas 2F

Maandag 10 mei 2021
09.00 - 09.30 uur Inloop 
Hoe was jouw vakantie?
12.30 - 13.00 uur Pauze
09.30 - 10.15 uur Woordenschat
Woorden thema 9 Technologie
13.00 - 15.00 uur Drama
10.15 - 10.30 uur Pauze
10.30 - 11.15 uur Disk taak 1
Maak reclame voor
11.15 - 12.00 uur Rekenen
12.00 - 12.30 uur Jeugdjournaal
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Maandag 10 mei 2021
09.00 - 09.30 uur Inloop 
Hoe was jouw vakantie?
12.30 - 13.00 uur Pauze
09.30 - 10.15 uur Woordenschat
Woorden thema 9 Technologie
13.00 - 15.00 uur Drama
10.15 - 10.30 uur Pauze
10.30 - 11.15 uur Disk taak 1
Maak reclame voor
11.15 - 12.00 uur Rekenen
12.00 - 12.30 uur Jeugdjournaal

Slide 1 - Tekstslide

Heb je weer zin om naar school te gaan?
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quizvraag

Hoe was jouw vakantie?
Als het rad jouw naam draait, vertel je 2 dingen over je vakantie:
1. Wat was het leukste wat je hebt gedaan/meegemaakt? En waarom was dat zo leuk?
2. Wat was het stomste/saaiste wat je hebt gedaan/gemaakt? En waarom was dat zo stom/saai?

Slide 3 - Tekstslide

Disk thema Technologie
In dit thema leren we meer over technologie. Laten we eerst eens kijken naar een paar verschillen tussen vroeger en nu.

Slide 4 - Tekstslide

Vroeger
nu
Bellen

Slide 5 - Tekstslide

Vroeger
Nu
Reizen in het openbaar vervoer

Slide 6 - Tekstslide

Vroeger
Nu
Televisie kijken

Slide 7 - Tekstslide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema :
technologie
Maak aantekeningen:
Schrijf het woord op, de betekenis en de voorbeeldzin.

Slide 8 - Tekstslide

de technologie
zelfstandig naamwoord
  • De technische kennis die nodig is om (nieuwe) apparaten en machines te maken
  • de techniek: de manier waarop (hoe) een een apparaat werkt
  •  technisch werken: de manier waarop (hoeiemand werkt
  •  meervoud: de technologieën
  • zin: de technologie van een mobieltje is ingewikkeld.
  • zin: De jongen/het meisje heeft lang gestudeerd om de technologie van een vliegtuig te begrijpen. 

Slide 9 - Tekstslide

uitvinden
scheidbaar werkwoord
  • iets nieuws bedenken en maken
  • de uitvinder: de persoon die iets nieuws uitvindt
  • de uitvinding: iets nieuws dat iemand heeft bedacht de innovatie: iets dat nieuw is
  • werkwoord: ik vind uit, ik vond uit, ik heb uitgevonden, iets uitvinden
  • zin: De uitvinding van wifi is belangrijk voor alle mensen.
  • zin: De uitvinder heeft er jaren over gedaan om iets nieuws te bedenken.

Slide 10 - Tekstslide

ontwerpen
werkwoord
  • bedenken en tekenen hoe iets eruit moet zien 
  • bedenken en tekenen hoe het gemaakt moet worden
  • het ontwerp/ het plan hoe iets gemaakt moet worden
  • de tekening hoe iets gemaakt moet worden
  • werkwoord: ik ontwerp, ik ontwierp, ik heb ontworpen
  • zin: De uitvinder heeft een nieuwe auto ontworpen.
  • zin: De architect heeft de tekening van het nieuwe station aan de gemeente laten zien.    

Slide 11 - Tekstslide

de architect  
zelfstandig naamwoord  
  • iemand die als beroep een gebouw bedenkt en dat tekent 
  • de architectuur: de stijl/de manier waarop/hoe .....gebouwen zijn bedacht/ontworpen   
  • Architecten tekenen/ontwerpen het nieuwe huis.
  • Een tekening van een architect is een ontwerp.
  • zin: Om architect te worden moet je jaren bouwkunde studeren.
  • zin: De architect tekent een nieuwe woonwijk voor de stad. 

Slide 12 - Tekstslide

nauwkeurig
bijvoeglijk naamwoord: nauwkeurige
  • met grote zorg, met aandacht zijn/werken
  • precies zijn/precies werken
  • zorgvuldig zijn/nauwgezet zijn/consciëntieus zijn/accuraat zijn
  • tegenstelling: onnauwkeurig/onzorgvuldig/
  • tegenstelling: niet consciëntieus/niet accuraat
  • zin: Zij deed haar opdracht heel nauwkeurig.
  • zin: Omdat de groep jongeren met veel nauwkeurigheid de tekening maakten, wonnen zij de prijs. 

Slide 13 - Tekstslide

Iemand die nieuwe dingen uitvindt noem je een.........
A
architect
B
uitvinder
C
bankier
D
fietsenmaker

Slide 14 - Quizvraag

Welke foto hoort bij ....een ontwerp?
Er zijn meer goede antwoorden.
A
B
C
D

Slide 15 - Quizvraag

Wat doet een architect?
A
Hij/zij bouwt een gebouw.
B
Hij/zij maakt fietsen.
C
Hij/zij doet een uitvinding.
D
Hij/zij tekent gebouwen.

Slide 16 - Quizvraag

Als je technologisch bent dan .......
A
begrijp je hoe apparaten werken.
B
dan ontwerp je nieuwe apparaten.

Slide 17 - Quizvraag

Als je nauwkeurig werkt dan ben je......
Er zijn meer goede antwoorden.
A
nauwgezet
B
slordig
C
precies
D
zorgvuldig

Slide 18 - Quizvraag

Vul het woord in de zin in
De uitvinder werd door zijn ..........................heel beroemd.

Slide 19 - Open vraag

De architecten tekenden het.........
voor een nieuwe woonwijk in de stad.

Slide 20 - Open vraag

De leerling van klas drie wordt een
Pietje Precies genoemd.
Deze leerling is dan.......
kies uit:
slordig, nauwkeurig, vrolijk, rustig

Slide 21 - Open vraag

Maak drie zinnen met de geleerde woorden.
- denk aan hoofdletters en leestekens
- gebruik meer dan 5 woorden in elke zin
- schrijf met elk woord 1 zin
- bedenk nieuwe zinnen (niet uit de les)

Kies uit de woorden: nauwkeurig, de architect, uitvinden, de uitvinding, het ontwerp, precies

Slide 22 - Open vraag

Pauze
    Pauze 
timer
15:00

Slide 23 - Tekstslide

Disk spreken taak 1
Je gaat reclame maken voor een apparaat.
Bereid een minipresentatie voor.

Je mag anderhalve minuut praten. Denk eerst na over de volgende vragen:

Voor welk apparaat of voor welke technologie ga je reclame maken? Je smartphone, een app, een digitale camera of ander apparaat?

Waarom is het apparaat zo goed? Wat vind je er leuk aan? Wat kun je ermee doen? Waarom moet iemand anders het ook gaan gebruiken?
timer
1:30
Welke woorden horen bij reclame?

'de beste', 'de mooiste', 'geweldig', 'fantastisch', 'prachtig'.

Slide 24 - Tekstslide

Rekenen
Je werkt in je werkboek.
In het werkboek staat soms een opdracht of een uitlegfilm die je moet maken/bekijken op je laptop.
Maar eerst: Kahoot!

Slide 25 - Tekstslide

Jeugdjournaal
We kijken het Jeugdjournaal. Maak 1 vraag over het Jeugdjournaal. Stel deze vragen aan een klasgenoot. Weet je klasgenoot het antwoord?

Slide 26 - Tekstslide

Pauze
    Pauze 
timer
30:00

Slide 27 - Tekstslide

Drama

Slide 28 - Tekstslide