Voltooid deelwoord en belooft-beloofd

Nederlands
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Start les
Zit je op je eigen plek?
Is je mobiel uit het zicht?
Zijn je oortjes uit?
Hangt je jas aan de kapstok?
Zijn je pet en capuchon af?
Je bent stil bij start les.

timer
1:30

Slide 2 - Tekstslide

Planning

Uitleg stam van de werkwoord
Uitleg persoonsvorm
Uitleg voltooid deelwoord
Afsluiting
Doel

Je weet wat de stam van een werkwoord is
Je weet hoe je de persoonsvorm kan vinden
Je kan het voltooid deelwoord herkennen

Slide 3 - Tekstslide

Welkom!
Les 1 | Persoonsvorm en voltooid deelwoord.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.




Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd


Slide 6 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

Soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit




Kijk maar:

geloven - en = gelov

reizen - en = reiz

lopen - en = lop



Slide 7 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord


Daar zijn 5 regels voor. We leren er 4: 

  1. het werkwoord verandert niet: draaien > draai
  2. het werkwoord verandert: lopen > loop
  3. dubbele medeklinkers: bakken > bak
  4. v/f en z/s: blazen >  blaas




Slide 8 - Tekstslide




  • draaien
  • fietsen 
  • werken 
  • hangen
  • duwen



  • draai
  • fiets
  • werk
  • hang
  • duw
stamregel 1: Het werkwoord verandert niet
haal -en van het hele werkwoord af

Slide 9 - Tekstslide





  • lopen
  • spelen
  • weten
  • maken




  • lop + o = loop
  • spel + e = speel
  • wet + e = weet
  • mak + a = maak
stamregel 2 :  Het werkwoord verandert
Sommige hele werkwoorden hebben een lange klinker. Om die klinker lang te houden, moet je een extra klinker toevoegen.

Slide 10 - Tekstslide





  • bakken
  • klappen
  • rennen
  • missen




  • bakk - k = bak
  • klapp - p = klap
  • renn - n = ren
  • miss - s  = mis
stamregel 3: Dubbele medeklinkers 
Sommige hele werkwoorden hebben dubbele medeklinkers. We halen er dan ook één medeklinker af.

Slide 11 - Tekstslide




  • blazen
  • verhuizen
  • beven
  • durven



  • blaz > blaas
  • verhuiz > verhuis
  • bev > beef
  • durv > durf
stamregel 4:  De f verandert in de v en de s verandert in de z

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de stam / ik-vorm van
eten

Slide 13 - Open vraag

Wat is de stam / ik-vorm van
geven

Slide 14 - Open vraag

Wat is de stam / ik-vorm van
vinden

Slide 15 - Open vraag

Wat is een persoonsvorm
Een persoonsvorm is ALTIJD een werkwoord. 
Als je een persoonsvorm wil vinden, moet je dit doen:
- een vraagzin maken.
- de zin in een andere tijd zetten.
- aantallen veranderen

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld
'Het meisje gaat naar de speeltuin.'
'Gaat het meisje naar de speeltuin?'

'Het meisje ging naar de speeltuin.' 
'Gaat' -> 'ging'. 

De meisjes gaan naar de speeltuin.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is in deze zin de persoonsvorm?
'Maartje is met haar moeder naar de kapper geweest.'
A
Geweest
B
Maartje
C
Is
D
de kapper

Slide 18 - Quizvraag

Wat is hier de persoonsvorm?
'Ik ben met de fiets naar Nijmegen gefietst.'
A
De fiets
B
Ben
C
Nijmegen
D
Geweest

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een voltooid deelwoord?
Een voltooid deelwoord is ook een werkwoord.
Begint meestal met 'be', 'ge' of 'ver'. 
Het wordt altijd gebruikt in de verleden tijd.
Meestal staat het aan het eind van de zin.
Heeft een hulpwoord, PV, een vorm van zijn, hebben en worden.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld

'Het meisje is naar de speeltuin geweest.' 
'Is' is de persoonsvorm. 
Zitten er nog meer werkwoorden in de zin?
Wat is dan het voltooid deelwoord?

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord?
1: Gelukkig is ze zo gewoon gebleven.
2: Heb jij de kinderen wel opgehaald?
3: Ik heb enorm genoten van onze lunch samen.
4: Tijdens het eindexamen is de docent Nederlands over een stoelpoot gestruikeld !
5: Tijdens hun eerste date is hij tegen een lantaarnpaal gebotst.
6: Na die botsing is hij gewoon doorgelopen.
7: Hij leek ook niet erg geschrokken te zijn.
8: Het meisje was als een blok voor de jongen gevallen.
9: Had ik dat maar eerder geweten !
10: Ik had mijn oude wiskundedocent bijna niet herkend.

Slide 23 - Tekstslide

't kofschip - 't ex kofschip - 't sexy fokschaap -
 xtc koffieshop

In 't kofschip = t
Niet in 't kofschip = d

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

De broodjes in de kantine worden goed (beleggen)....
't kofschip
A
belegd
B
belegt

Slide 27 - Quizvraag

Heb jij jezelf al ...?
A
geïntroduceerd
B
geïntroduceert

Slide 28 - Quizvraag

Ik heb heel lang (geloven) dat spoken bestaan.
A
geloofd
B
gelooft
C
geloven

Slide 29 - Quizvraag

De broodjes in de kantine zijn altijd goed (beleggen).
A
belegd
B
belegt
C
beleggen

Slide 30 - Quizvraag

Gelukkig had Kensie goed (tappen)...
A
getapt
B
getapd

Slide 31 - Quizvraag

De docent heeft mij een 10 ....
A
belooft
B
beloofd

Slide 32 - Quizvraag

Gisteren heb ik twee uur lang ... bij mijn nichtjes.
A
opgepasd
B
opgepast

Slide 33 - Quizvraag

Wie heeft dat gerucht ...?
A
verspreid
B
verspreidt

Slide 34 - Quizvraag

De Nederlandse bevolking heeft in 2020 veel ...
A
gewandeld
B
gewandelt

Slide 35 - Quizvraag

Wat vonden jullie van deze les?
Feedback geven

Tips en tops

Slide 36 - Tekstslide

Doelen deze les
Volgende les



Afsluiting

Zijn er nog vragen?
Controleer of je huiswerk hebt

Slide 37 - Tekstslide