Schrijfvaardigheid hst 25, 26, 33 zinsverbanden

Leerdoelen
Hst (25), 26, (33)
Schrijven: een goede opzet maken, alinea's maken, een standaard tekst structuur herkennen en aanbrengen en  signaalwoorden gebruiken om zinsverbanden aan te geven  
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Hst (25), 26, (33)
Schrijven: een goede opzet maken, alinea's maken, een standaard tekst structuur herkennen en aanbrengen en  signaalwoorden gebruiken om zinsverbanden aan te geven  

Slide 1 - Tekstslide

week 11 

Uitleg hoofdstuk 26 
M.b.v. Lessonup (log in ajb) 
Daarna maken 1,2,3 op blz. 106



Slide 2 - Tekstslide

Hst 26 Zinsverbanden. 
Het benoemen en herkennen van het feit dat er meestal een verband bestaat tussen zinnen in een alinea
Verbindingswoorden leren en herkennen zodat je ze straks kunt gaan gebruiken

Slide 3 - Tekstslide

Zinnen en verbindingswoorden
In een tekst zijn zinnen binnen een alinea nooit losse eenheden
Ze staan altijd in verband met elkaar (hebben te maken met elkaar, hebben een relatie met elkaar) 

Een verbindingswoord (of signaalwoord) geeft het karakter van het verband aan: welke vorm van connectie hebben de zinnen met elkaar?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Nog een vb: 

Een vergelijking kan worden aangegeven met 'evenals, eveneens, net als, alsof, hetzelfde is het geval'
Of een conclusie kan worden aangegeven met 'dus, dan ook, concluderen'



Slide 9 - Tekstslide

Ander VB: 

Een voorwaarde kan worden aangegeven met 'als, indien, mits, tenzij, wanneer'

Een overzicht staat op blz. 106 DEZE MOET JE GEWOON UIT JE HOOFD GAAN LEREN!!

Slide 10 - Tekstslide

Dus ... 
Een signaalwoord kan eigenlijk twee of meerdere zinnen aan elkaar koppelen zodat het (leuker) leesbaar wordt, en/of uitlegt wat het verband is tussen de zinnen 

Slide 11 - Tekstslide

Laten we even oefenen
Je mag het 'op gevoel doen' (oftewel nadenken of zelfs gokken) 
Maar je mag ook meekijken op blz. 106 

Slide 12 - Tekstslide

Welk soort verband zie je in deze zin?
Het is glad buiten, daardoor kan het voor oude mensen gevaarlijk zijn.
A
tijd
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
toegeving

Slide 13 - Quizvraag

Welk soort verband zie je in deze zin?
Ik ging naar de bakker, alvorens ik naar de Albert Hein liep.
A
tijd
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
toegeving

Slide 14 - Quizvraag

Welk soort verband zie je in deze zin?
Ik houd van sneeuw, echter ik vind het ook wel een gedoe
A
tijd
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
tegenstelling

Slide 15 - Quizvraag

Welk soort verband zie je in deze zin?
Hoewel ik het fijn vind dat ik niet hoef te fietsen, mis ik de leerlingen wel
A
tijd
B
toegeving
C
reden
D
tegenstelling

Slide 16 - Quizvraag

Welk soort verband zie je in deze zin?
Zij is straatvoetballer. Dit betekent dat ze geen competitie op het veld speelt.
A
verduidelijking
B
vergelijking
C
reden
D
tegenstelling

Slide 17 - Quizvraag

Welke woorden kunnen een opsomming aangeven?

Slide 18 - Woordweb

Zie vraag 1b (blz. 107). "Mijn moeder houdt van musea. Zo was ze vorige week in het Fries Museum. Ook ging ze naar de Kunsthal." Welke woorden geven het zinsverband aan en welk verband is dit?

Slide 19 - Open vraag

Zie vraag 1c (blz. 107). "Ik wil niet mee kamperen, tenzij er een zwembad op de camping is." Welke woorden geven het zinsverband aan en welk verband is dit?

Slide 20 - Open vraag

Zie vraag 1e (blz. 107). "Al draagt een aap een gouden ring, het blijft een lelijk ding" Welke woorden geven het zinsverband aan en welk verband is dit?

Slide 21 - Open vraag

Kies een verbindingswoord en verander eventueel de zinnen, zodat de zinnen duidelijker worden. Vraag 2a (blz. 107).

Slide 22 - Open vraag

Zinsverbanden aankondigen 
Een categoriserende aankondiging gebruik je om een verband aan te kondigen. Zie blz. 108. 

Een voorbeeld:
Er zijn meerdere redenen waarom ik niet naar buiten wil. Allereerst vind ik het te koud. Daarnaast ben ik bang om uit te glijden en bovendien heb ik geen zin om mijn been te breken. 

Slide 23 - Tekstslide

Vandaag 
je gaat nu opdracht 1, 2 maken.
Daarna gaan we gelijk de opdrachten nakijken. (Magister)

Deze week:
les 25 blz. 104 opdr. 4,5, 6
les 26 blz. 106 opdr. 1,2,3

Slide 24 - Tekstslide