2vwo test spelling h1 t/m h6

Test spelling H1 t/m H6
Lees de vragen goed door. 
Je moet de hele zin over te typen als er staat: neem de zin over. Bij andere vragen hoef je alleen de losse woorden te noteren in de juiste spelling. 
Heel veel succes!

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Test spelling H1 t/m H6
Lees de vragen goed door. 
Je moet de hele zin over te typen als er staat: neem de zin over. Bij andere vragen hoef je alleen de losse woorden te noteren in de juiste spelling. 
Heel veel succes!

Slide 1 - Tekstslide

Leg uit dat de onderstaande uitleg onjuist is.
Je schrijft dorpstraat, want je schrijft ook winkelstraat.

Slide 2 - Open vraag

Leg aan de hand van je kennis over samenstellingen het betekenisverschil uit tussen reuzekracht en reuzenkracht.

Slide 3 - Open vraag

Schrijf de woorden waar nodig aan elkaar:
De bij een geroepen vrijwilligers hebben zich in gezet voor de in stand houding van het veel bezochte maar verlies lijdende museum.

Slide 4 - Open vraag

Schrijf de woorden waar nodig aan elkaar.
Een veel voorkomend probleem bij school reisjes op de basis school is dat kleine kinderen hun eigen dommen ergens achter laten en die later niet meer kunnen terug vinden.

Slide 5 - Open vraag

Welke bewering is waar?
A
Alleen de infinitief kun je van tijd veranderen.
B
In een samengestelde zin kunnen meer voltooid deelwoorden staan.
C
Om de persoonsvorm te vinden in een samengestelde zin moet je de zin vragend maken.
D
De persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud schrijf je met -dden of -tten.

Slide 6 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
alexanderstraat
B
hockeyclub
C
kerstcircus
D
noorden

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
renaissance
B
pasen
C
mevrouw
D
maart

Slide 8 - Quizvraag

In welke zin zijn hoofdletters en leestekens juist geplaatst?
A
' 44 Mensen reageerden op deze vacature bij een Telecombedrijf in het Zuiden van Noord-Brabant,' zei de bedrijfsleider.
B
''S Middags ging Frits de Graaf medicijnen halen bij de apotheek,' merkte mijn broer op, 'omdat mevrouw De Graaf ziek was.'
C
De coach riep naar de spits in het veld: 'Jij neemt de penalty!'
D
'Het vrijheidsbeeld is een van de bekendste symbolen van New York,' vertelde de gids trots.

Slide 9 - Quizvraag

Welke bewering is waar?
A
Als een zin begint met een cijfer volgt daarna een kleine letter.
B
Je gebruikt aanhalingstekens bij het weergeven van gedachten.
C
Je gebruikt een hoofdletter bij religies en stromingen.
D
Je gebruikt een kleine letter bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid.

Slide 10 - Quizvraag

Welke bewering is waar?
A
Je schrijft getallen met duizend los.
B
Samenstellingen met twee klemtonen schrijf je aan elkaar.
C
Woorden die gemaakt zijn van hier plus een voorzetsel, schrijf je aan elkaar.
D
Woorden die gemaakt zijn van waar plus een voorzetsel, schrijf je altijd los.

Slide 11 - Quizvraag

Maak een samenstelling. Plaats zo nodig -e-, -en- of -s- etc.
banaan + schil

Slide 12 - Open vraag

Maak een samenstelling. Plaats zo nodig -e-, -en- of -s- etc.
lach + bek

Slide 13 - Open vraag

Maak een samenstelling. Plaats zo nodig -e-, -en- of -s- etc.
recht + zaak

Slide 14 - Open vraag

Maak een samenstelling. Plaats zo nodig -e-, -en- of -s- etc.
zon + scherm

Slide 15 - Open vraag

Maak een samenstelling. Plaats zo nodig -e-, -en- of -s- etc.
bruid + sluier

Slide 16 - Open vraag

Welke regel hoort bij de samenstelling rijstepap?
A
Het eerste deel verwijst naar iets waarvan er maar één is.
B
Het eerste deel heeft geen meervoud.
C
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord.
D
Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 17 - Quizvraag

Welke regel hoort bij de samenstelling secondewijzer?
A
Het eerste deel verwijst naar iets waarvan er maar één is.
B
Het eerste deel heeft een meervoud op -s en - n.
C
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord.
D
Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 18 - Quizvraag

Welk woord is fout gespeld?
A
stoelendans
B
tarwebrood
C
groentensoep
D
geboortegolf

Slide 19 - Quizvraag

Noteer de woorden aan elkaar en plaats zo nodig een koppelteken.
koffie + automaat

Slide 20 - Open vraag

Noteer de woorden aan elkaar en plaats zo nodig een koppelteken.
50 + jarige

Slide 21 - Open vraag

Noteer de woorden aan elkaar en plaats zo nodig een koppelteken.
non + fictie

Slide 22 - Open vraag

Noteer de woorden aan elkaar en plaats zo nodig een koppelteken.
Noord + Brabander

Slide 23 - Open vraag

Noteer de woorden aan elkaar en plaats zo nodig een koppelteken.
warmte + isolatie

Slide 24 - Open vraag

Noteer de woorden aan elkaar en plaats zo nodig een koppelteken.
nek aan nek race

Slide 25 - Open vraag

Noteer de woorden zo mogelijk aan elkaar. Laat weg wat je mag weglaten en plaats zo nodig een weglatingsstreepje.
tuin meubelen en tuin gereedschap

Slide 26 - Open vraag

Noteer de woorden zo mogelijk aan elkaar. Laat weg wat je mag weglaten en plaats zo nodig een weglatingsstreepje.
hoge kosten en lage kosten

Slide 27 - Open vraag

Noteer de woorden zo mogelijk aan elkaar. Laat weg wat je mag weglaten en plaats zo nodig een weglatingsstreepje.
korte afstands lopers en lange afstandslopers

Slide 28 - Open vraag

Neem de tekst over en plaats hoofdletters en leestekens:

sven kom je nu eens beneden riep moeder ze voegde eraan toe dat ze hem al eerder geroepen had

Slide 29 - Open vraag

Neem de tekst over en plaats hoofdletters en leestekens:

ja mam ik kom eraan zei sven ik heb je de eerste keer niet gehoord

Slide 30 - Open vraag

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens:

was uw handen stuk zei de premier op tv tegen de nederlandse samenleving

Slide 31 - Open vraag

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens:

graag zou ik willen weten zei mevrouw van klaver of de burgemeester nog aan de eendenplas woont

Slide 32 - Open vraag

Wat is het verschil tussen
de derde prijswinnaar en
de derdeprijswinnaar?

Slide 33 - Open vraag

Kies de twee juiste werkwoordsvormen:
Als jij echt zo veel [verdiend/verdient], kan ons uitje toch wel door jou worden [bekostigd/bekostigt]?

Slide 34 - Open vraag

Kies de twee juiste werkwoordsvormen.
Deze riante villa wordt al jaren door de werkloze Joris [bewoond/bewoont], wat velen [verbaasd/verbaast].

Slide 35 - Open vraag

Kies de twee juiste werkwoordsvormen.
Het door Jules [bereide/bereidde] gerecht viel in de smaak. De heerlijke geuren zouden de omzet positief [beïnvloeden/beïnvloedden].

Slide 36 - Open vraag

Kies de twee juiste werkwoordsvormen.
Na enkele moeilijke weken [beruste/berustte] Suze in haar liefdesverdriet. Ze [zweette/zweten] al voordat ze begonnen was met hardlopen.

Slide 37 - Open vraag

Leg uit wanneer je hersteld schrijft en wanneer je herstelt schrijft.

Slide 38 - Open vraag

Noteer de werkwoorden in de juiste vorm:
Toen de laborante was [bedwelmen] door het gas, werd zij [beademen] door een toegesnelde collega.

Slide 39 - Open vraag

Noteer de werkwoorden in de juiste vorm:
Als een vulkaan (uitbarsten), (worden) de hete magma uit de krater (duwen).

Slide 40 - Open vraag

Noteer de werkwoorden in de juiste vorm:
Met een (afwenden) hoofd (beantwoorden, vt) de kandidaat de vragen van de quizmaster.

Slide 41 - Open vraag

Noteer de werkwoorden in de juiste vorm:
Als de verwarde man (worden,tt) (beschuldigen) van dierenmishandeling, (bevrijden,tt) de politie de (verwaarlozen) dieren.

Slide 42 - Open vraag

Noteer de werkwoorden in de juiste vorm:
(Vinden,tt) je ook niet dat je vader goed geholpen (worden,tt).

Slide 43 - Open vraag

Noteer de werkwoorden in de juiste vorm:
Mijn mentor (ontraden) mij vorig jaar om dit profiel te kiezen. Mijn vriendinnen (verrassen) mij toen met hun keuze.

Slide 44 - Open vraag

Noteer de werkwoorden in de juiste vorm:
Die fantastisch (inrichten) kamers (kosten, vt) daarna meer dan de bedoeling was.

Slide 45 - Open vraag