Thema 8, hoofdstuk 1, Luchtwegen en longen

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
AnatomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 200 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Het functioneren van de luchtwegen heeft invloed op het hele lichaam. Iedere lichaamscel heeft zuurstof nodig om de glucose te kunnen verbranden, zodat de cellen hun werk kunnen doen. De luchtwegen zorgen ervoor dat de zuurstof uit de buitenlucht in het bloed terechtkomt, zodat de zuurstof naar de cellen wordt getransporteerd. Wanneer de cel de glucose verbrand heeft ontstaat er naast energie en water ook afval: koolstofdioxide. Dit komt in het bloed en wordt naar de longen getransporteerd en de longen geven de koolstofdioxide weer af aan de buitenlucht.
De luchtwegen zijn dus nauw verbonden aan het circulatiestelsel.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1
2
3
4
5
6
7
8
middenrif
long
neusholte
bronchi
mond
bronchus
luchtpijp
bronchiole

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Lucht is minder voorbewerkt

Slide 9 - Video

De mondholte zorgt voor klankvorming en het bewerken van klanken. De klank komt tot stand door de luchtstroom die de stembanden laten trillen. Door de vorm van de mondholte en door bewegingen van je tong en je lippen kun je klanken bewerken.

Slide 10 - Tekstslide

De luchtpijp staat altijd open, behalve wanneer er een voedselbrok doorgeslikt wordt. In je keelholte (larynx) kruist het spijsverteringsstelsel het ademhalingsstelsel. Ook de stemspleet is tijdens het slikken gesloten. Ademen en spreken zijn op dat moment dus niet mogelijk.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom hebben mannen een adamsappel?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Boven en parallel aan de ware stembanden zitten de valse stembanden. Die heten zo omdat ze geen geluid voortbrengen. Het zijn bindweefselplooien die zijn bedekt met plaveiselepitheel. Het plaveiselepitheel bevat veel slijmklieren, die constant slijm produceren. De valse stembanden houden de ware stembanden vochtig, waardoor deze soepel blijven.

1
2
3
4
5
6
7
Ware stembanden
Ringkraakbeen
Elastisch membraan
Schildkraakbeen
Spierweefsel
Valse stembanden
Bekerkraakbeentjes

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

De luchtpijp (trachea) sluit aan op het ringkraakbeen van het strottenhoofd. Hij ligt achter de aorta en de grote bloedvaten. Boven het hart splitst de luchtpijp in twee zogenoemde hoofdbronchiën. De ene gaat naar de linkerlong, de andere naar de rechterlong. Vlak boven deze splitsing bevindt zich de aortaboog.

Slide 18 - Tekstslide

De luchtpijp is opgebouwd mbv kraakbeenringen met daartussen collageen bindweefsel. De kraakbeenringen geven stevigheid aan de luchtpijp, want als de luchtpijp in kan klappen, hebben we een probleem. Dan krijgen we geen lucht binnen.
Die ringen hebben de vorm van een hoefijzer. De open kant van het hoefijzer ligt tegen de slokdarm aan. Onze slokdarm ligt achter de luchtpijp en is heel smal. Op het moment dat er voedsel doorheen gaat, zet de slokdarm uit en wordt de luchtpijp ingedrukt.
De luchtpijp heeft trilhaarepitheel wat de ingeademde lucht bevochtigd en stofdeeltjes en dergelijke verwijderen

Slide 19 - Tekstslide

Die beide bronchiën vertakken zich nog verder in de longen en die vertakkingen, vertakken zich ook weer, (denk maar aan een boom met veel takken) tot ze uiteindelijk zo klein zijn dat er geen kraakbeen meer in zit. Op dat moment worden het bronchiolen genoemd.
De wand van de bronchiolen bestaat grotendeels uit gladde spieren. De bronchiolen zijn heel elastisch. Bij inademing ontspannen de spiertjes en worden de bronchiolen verwijd. Bij uitademing trekken de spiertjes samen, waardoor de bronchiolen vernauwen. Dit bevordert de uitdrijving van lucht uit de longen. De binnenbekleding van bronchiën en bronchiolen bestaat uit trilhaarepitheel.

5.Wat doen trilhaartjes in je luchtwegen?
A
verwarmen
B
bevochtigen
C
filteren
D
ruiken

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

De twee hoofdbronchiën vertakken zich binnen het longweefsel in nauwere bronchiën, die elk naar een longkwab gaan. De rechterlong bestaat uit drie longkwabben. De linkerlong heeft er twee. Dit verschil houdt verband met het hart, dat aan de linkerkant in het mediastinum ligt.

Slide 23 - Tekstslide

In de longen vertakken de hoofdbronchiën zich en die vertakkingen, vertakken zich ook weer, (denk maar aan een boom met veel takken) tot ze uiteindelijk zo klein zijn dat er geen kraakbeen meer in zit. Op dat moment worden het bronchiolen genoemd.

Slide 24 - Tekstslide

De wand van die bronchiolen bestaan uit gladde spiercellen…. Wat waren ook alweer de kenmerken van gladde spiercellen? Onwillekeurig…, kan zelf samentrekken of ontspannen, altijd wat spierspanning. Bij inademing ontspannen deze elastische vezels zich en worden de bronchiolen verwijd. Bij uitademing ze samen, waardoor de bronchiolen vernauwen. Aan de binnenzijde van de bronchiolen bevindt zich ook trilhaarepitheel.

Slide 25 - Tekstslide

In totaal bevat het longweefsel ongeveer 900 miljoen longblaasjes. Elk longblaasje is omgeven door een dicht haarvatennetwerk. De wand van het longblaasje is heel dun en bestaat uit eenlagig plaveiselepitheel. In de longblaasjes vindt de gaswisseling plaats tussen het uitwendige en het inwendige milieu.
Het oppervlak van de gezamenlijke longblaasjes wordt het ademhalingsoppervlak genoemd. Dit is in rust ongeveer 70 m2. Bij inspanning kan het ademhalingsoppervlak tot boven de 100 m2 uitkomen. Deze vergroting van het oppervlak is mogelijk door de grote rekbaarheid van het longweefsel en doordat in rust lang niet alle longblaasjes openstaan.

Het weefsel van je longen heeft zuurstof nodig. Daarom hebben je longen een systeem van slagaders, waardoor al het longweefsel zuurstofrijk bloed krijgt. Hoe noemen we deze slagaders?
A
longslagaders
B
intercostale slagaders
C
bronchiale slagaders
D
alveolaire slagaders

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De longblaasjes krijgen op een andere manier bloed dan de bronchiën en longen. Longblaasjes krijgen bloed met ….. zuurstof.
Veel
Weinig

Slide 27 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

De bloedvoorziening van de longen is onderdeel van de kleine bloedsomloop……Waar begon deze ook alweer? rechterkamer-longslagader-haarvaten-longader-linkerboezem
Het longweefsel krijgt direct zuurstof uit de gaswisseling door het in- en uitademen.
Bronchiën hebben een eigen bloedvoorziening. In de longslagader zit immers zuurstofarm bloed. De bronchiolen en de bronchiën krijgen zuurstof via de bronchusslagader die een aftakking is van de aorta. Deze slagaders vormen arteriolen en haarvatennetwerken rondom de wanden van de hoofdbronchiën, bronchiën en bronchiolen. De venae bronchiales voeren het bloed weer af naar de onderste holle ader.

Slide 29 - Tekstslide

De linkerlong en de rechterlong hebben elk hun eigen weivlies. Dit weivlies wordt het longvlies (pleura) genoemd. Zoals elk weivlies is ook het longvlies een dubbel vlies met sereus vocht ertussenin. Het binnenblad van het longvlies heet het longblad (pleura visceralis). Het buitenblad van het longvlies noem je het borstvlies (pleura parietalis).
Aan de bovenzijde gaan de longvliezen over in de hilus, de opening waardoor de bronchus, longaders en longslagaders doorheen komen.

Slide 30 - Tekstslide

Tussen deze vliezen, in de pleuraholte, zit wat vocht. Dit vocht zorgt ervoor dat de longen niet schuren tijdens de ademhaling. In de pleuraholte heerst een vacuüm. De longen worden hierdoor als het ware tegen de wand aangezogen. De vliezen kunnen wel ten opzichte van elkaar schuiven door het vocht, maar niet van elkaar afgetrokken worden. Vergelijk dit met twee glasplaatjes die op elkaar liggen met een beetje water ertussen: je kunt ze wel verschuiven, maar je krijgt ze niet van elkaar.

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

Deze slide heeft geen instructies