NOVA 6.1 les 3 reactiewarmte berekenen

H6.1 - les 3 - Reactiewarmte berekenen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H6.1 - les 3 - Reactiewarmte berekenen

Slide 1 - Tekstslide

deze les
Uitleg: reactiewarmte berekenen (boek, blz 180/181)
Maken online: opgaven 7 en 8

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog van les 1+2?
een korte test met meerkeuze-vragen en 1 open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Hoe heet de energie die opgeslagen zit in stoffen?
A
Reactie energie
B
Onzichtbare energie
C
Nucleaire energie
D
Chemische energie

Slide 4 - Quizvraag

Maak de volgende zin af: Bij de verbanding van hout…
A
komt warmte vrij, dus het is een exotherme reactie.
B
wordt warmte ontrokken, dus het is een endotherme reactie.
C
wordt warmte ontrokken, dus het is een exotherme reactie.
D
komt warmte vrij, dus het is een endotherme reactie.

Slide 5 - Quizvraag

Bij een endotherme reactie wordt de temperatuur voor en na de reactie gemeten. Voor de reactie is de temperatuur 20°C, wat is de temperatuur na de reactie?
A
Dat is afhankelijk van de soort stof
B
20°C
C
Hoger dan 20°C
D
Lager dan 20°C

Slide 6 - Quizvraag

Bij een bepaalde reactie geldt
ΔE= +15,3 Joule per mol. Wat voor een reactie is dit?
A
Een koelingsreactie
B
Een verbrandingsreactie
C
Een exotherme reactie
D
Een endotherme reactie

Slide 7 - Quizvraag

Vaak worden exotherme reacties in het lab gekoeld met ijswater, waarom?
A
Omdat deze reacties alleen verlopen als het ijskoud is.
B
Om de reactie sneller te laten verlopen.
C
Omdat de opbrengst van de reactie dan hoger wordt.
D
Omdat de temperatuur zo kan oplopen dat een vloeistof gaat koken.

Slide 8 - Quizvraag

sleep de woorden naar de juiste plek
niet alle woorden worden gebruikt
beginstoffen
reactieproducten
Eact
geactiveerde toestand
dE < 0
dE > 0
niet-ontleedbare stoffen

Slide 9 - Sleepvraag


Aan 100 gram water (18°C) wordt een brokje van 5,0 gram calcium toegevoegd. Calcium reageert met water. Na afloop is het water 23,5°C. Wat is de reactie-energie in J per mol calcium?

Slide 10 - Open vraag

Reactie-energie berekenen
Soms is het niet mogelijk om via een experiment de reactie-energie te berekenen, bijvoorbeeld omdat er ook nevenreacties verlopen. Ook verlies je vaak warmte aan de omgeving, omdat de meetopstelling niet 100% geïsoleerd is.
 Het is ook mogelijk om de reactie-energie te berekenen met waarden uit een tabel. Maar dan moeten we de waarden wel eerlijk kunnen vergelijken.

Slide 11 - Tekstslide

Eerlijk vergelijken
Om te kunnen vergelijken hoe hoog de Mount Everest is ten opzichte van de Alpen, moeten we afspreken wat het nulniveau is. Voor hoogtemetingen is dat: zeeniveau

Slide 12 - Tekstslide

Om te kunnen vergelijken hoeveel energie verschillende stoffen hebben, moeten we afspreken wat het nulniveau is:
de chemische energie van
niet-ontleedbare stoffen is 0 J / mol

Slide 13 - Tekstslide

vormingsenergie

De energie die vrijkomt bij (of nodig is voor) de vorming van een stof uit de niet-ontleedbare stoffen noem je de vormingsenergie
Deze waarden kun je vinden in Binas tabel 57A en B

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de vormingsenergie van waterdamp?
A
0 J per mol
B
-2,42 x10^5 J per mol
C
-2,86 x 10^5 J per mol
D
-1,88 x 10^5 J per mol

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de vormingsenergie van waterstof?
A
0 J per mol
B
-2,42 x10^5 J per mol
C
-2,86 x 10^5 J per mol
D
-1,88 x 10^5 J per mol

Slide 16 - Quizvraag

H6.1

Slide 17 - Tekstslide

H6.1

Slide 18 - Tekstslide

aantekening (neem over!)
Hoe bereken je de reactie-energie met behulp van de vormingsenergie?

Slide 19 - Tekstslide

E = Ereactieproducten  -  Ebeginstoffen 

Slide 20 - Tekstslide

stappenplan
1. Noteer de kloppende reactievergelijking
2. Noteer onder elke stof de vormingswarmte uit Binas 57 en houd rekening
     met het aantal mol  (bijv 3 H2O = 3x vormings-warmte H2O)
4. Tel de energie van de beginstoffen op (Ebeginstoffen) en van de
      reactieproducten op (Ereactieproducten)
5. Bereken      E :       E =  (Ereactieproducten)  - (Ebeginstoffen)   
                                                                                                                            Gebruik haakjes!
6. Controleer of je      E nog moet omrekenen naar J per 1 mol

Slide 21 - Tekstslide

Bereken Ebegin (= Ebeginstoffen) 
           en E
eind (=Ereactieproducten)

Slide 22 - Tekstslide

uitwerking

Slide 23 - Tekstslide

En....klopte jouw antwoord?
  TIP: Let op de tekens, gebruik haakjes!

Slide 24 - Tekstslide

opdracht
Leer H6.1 blz 180 en 181 
Bestudeer voorbeeldopgave 3
Maak op dezelfde manier opgave 7 en 8 (online)

Slide 25 - Tekstslide

Afronding
Heb je nog een vraag? Is iets niet duidelijk? Noteer het hier, zodat de docent het kan uitleggen in een les via Teams

Slide 26 - Open vraag