Wederkerende werkwoorden

wederkerende werkwoorden
apprendre 4.5 unité 4 (p. 21)§17
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

wederkerende werkwoorden
apprendre 4.5 unité 4 (p. 21)§17

Slide 1 - Tekstslide

Welke wederkerende ww. ken je

Slide 2 - Woordweb

wederkerende ww herkennen
Je herkent een wederkerend werkwoord in het Nederlands aan het woordje 'zich' (zich wassen, zich vergissen enz.)

In het Frans herken je een wederkerend werkwoord aan het woordje 'se' (se laver, se tromper etc.)

Slide 3 - Tekstslide

vervoeging wederkerende ww
Wederkerende ww worden net als alle andere ww op -er vervoegd, maar er komt een wederkerend voornaamwoord bij:
je me / m'
tu te / t'
il/ elle/ on se / s'
nous nous
vous vous
ils/elles se / s'

Slide 4 - Tekstslide

se tromper = zich vergissen
je me trompe
tu te trompes
il/ elle/ on se trompe
nous nous trompons
vous vous trompez
ils/elles se trompent

Slide 5 - Tekstslide

se concentrer - je
A
je concentre me
B
je me concentre
C
je se concentre
D
je concentre je

Slide 6 - Quizvraag

s'arrêter - nous
A
nous s'arrêtons
B
nous arrêtons nous
C
nous nous arrêter
D
nous nous arrêtons

Slide 7 - Quizvraag

jij vermaakt je (s'amuser)
A
tu s'amuse
B
tu t'amuse
C
tu s'amuses
D
tu t'amuses

Slide 8 - Quizvraag

zij kleedt zich aan (s'habiller)

Slide 9 - Open vraag

u wast zich (se laver)

Slide 10 - Open vraag

in 't NL niet wederkerend
- gaan slapen = se coucher
- opstaan = se lever
- douchen = se doucher
- uitlachen = se moquer de
- heten = s'appeler
- stoppen = s'arrêter
- trainen = s'entraîner
- wandelen = se promener

Slide 11 - Tekstslide

passé composé wederk ww
Wederkerende ww worden in de passé composé ALTIJD vervoegd met hulpww être !! Dus ook als het hulpww in het NL 'hebben' is:
- ik heb me vergist = je me SUIS trompé(e)
- zij heeft zich gewassen = elle s'EST lavée
- wij hebben ons vermaakt = nous nous SOMMES amusés

Slide 12 - Tekstslide

se tromper - passé composé
je me suis trompé(e)
tu t'es trompé(e)
il/elle s'est trompé(e)
nous nous sommes trompé(e)s
vous vous êtes trompé(e)(s)
ils/elles se sont trompé(e)s

Slide 13 - Tekstslide

hij heeft zich aangekleed (s'habiller)
A
il a s'habillé
B
il s'a habillé
C
il est s'habillé
D
il s'est habillé

Slide 14 - Quizvraag

wij zijn gestopt (s'arrêter)
A
nous sommes arrêtés
B
nous sommes nous arrêtés
C
nous nous sommes arrêtés
D
nous se sommes arrêtés

Slide 15 - Quizvraag

zij heeft zich gehaast (se dépêcher)
A
elle a se dépêché
B
elle s'est dépêchée
C
elle est se dépêchée
D
elle s'a dépêché

Slide 16 - Quizvraag

ik heb me gewassen (se laver)

Slide 17 - Open vraag

zij (mnl) hebben zich vergist (se tromper)

Slide 18 - Open vraag

au travail!
Faire ex 18ABC: p. 21/22 (
Hier worden ook 4 nieuwe onregelmatige werkwoorden gevraagd (in de 5 tijden): 
Conduire=
Dire=
Mettre=
Prendre=

Slide 19 - Tekstslide