HA1: grammatica: bijvoeglijk naamwoord

Grammatica
Bijvoeglijk naamwoord
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Doel:



Ik kan een (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord correct spellen

Slide 2 - Tekstslide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord

- staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord


- het spannende boek

- een spannend boek'

- het boek is spannend

Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak je een bnw?

Bijna altijd eindigt een bnw op een -e.

Voorbeelden:

  • De mooie koe
  • Het dikke varken
  • De leuke jongen
  • Het mooie meisje

Slide 4 - Tekstslide

Uitzondering:

Een bnw krijgt geen -e als het zelfstandig naamwoord een het-woord is en er 'een' voor staat.

  • Het lieve meisje - een lief meisje
  • Het grote raam - een groot raam
  • Het kleine glas - een klein glas
  • Het dikke varken - een dik varken

Slide 5 - Tekstslide

STOFFELIJK

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD


- het gouden horloge

- een papieren tas

- de zijden bloemen

- de houten tafel


Slide 6 - Tekstslide

even oefenen

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
A
blonde
B
man
C
paard
D
de

Slide 8 - Quizvraag

Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
De slimme leerling snapt het niet.
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme

Slide 10 - Quizvraag

Het bijvoeglijk naamwoord is:
De rode jas hangt nog aan de kapstok.
A
jas
B
rode
C
kapstok
D
hangt

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

'Morgen komt mijn lieve vakantievriendin eindelijk logeren.'
A
morgen
B
lieve
C
eindelijk
D
er staat geen bijvoeglijk naamwoord in de zin

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
plastic
C
kleurige
D
koude

Slide 13 - Quizvraag

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De aardige jongen lacht om haar grapjes.
B
Dat is de normaalste zaak van de wereld.
C
Morgen wordt het een mooie dag.
D
Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Zegt iets over de persoonsvorm
B
De, het, een
C
Hetzelfde als een voorzetsel
D
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?
Zij heeft dit weekend veel leuke films gekeken.

Slide 16 - Open vraag

Maak een zin met een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Open vraag