Relativiteit

Lever je huiswerk in, maak een foto van je schrift/huiswerk en dan uploaden
1 / 38
volgende
Slide 1: Open vraag
NatuurkundeVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lever je huiswerk in, maak een foto van je schrift/huiswerk en dan uploaden

Slide 1 - Open vraag

tijdrek en lengtekrimp
tb=γte
lb=γ1le
γ=(1(cv)2)1

Slide 2 - Tekstslide

lesdoelen en programma
  • huiswerk bespreken
  • ruimtetijd-diagram
  • referentiestelsel
  • gebeurtenis
  • wereldlijn
  • wereldlijn van een foton
  • lichtkegel

Slide 3 - Tekstslide

opgave 1 

Slide 4 - Tekstslide

opgave 2 

Slide 5 - Tekstslide

opgave b, c
De toonhoogte volgt uit de frequentie. Voor de frequentie geldt:  
 Het aantal trillingen blijft gelijk. Vanwege tijdrek wordt dezelfde boodschap gedurende een grotere tijd uitgesproken. De trillingstijd is dus groter en daardoor is de frequentie kleiner. Zijn stem klinkt dus lager.
c. 70 per min , 1,25,  56 per min. , 87,5 per minuut


Slide 6 - Tekstslide

opgave 3

Slide 7 - Tekstslide

opgave 4 

Slide 8 - Tekstslide

opgave 5

Slide 9 - Tekstslide

opgave 5b
TB=s/v=2x/c
x^2=d^2+(vTB/2)^2
(2x)^2=(2d)^2+(vTB)^2

Slide 10 - Tekstslide

5c

Slide 11 - Tekstslide

Ruimtetijd-diagram 
Om een gebeurtenis (S) vast te leggen gebruiken we een plaats-tijd diagram.
Referentiestelsel: Een assenstelsel verbonden aan een referentiepunt.
In een ruimtetijd diagram kun je tegelijkertijd kun laten zien hoe een stilstaande waarnemer en een bewegende waarnemer verschijnselen ervaren.


Slide 12 - Tekstslide

D2. Ruimtetijd-diagram
  • We beginnen bij wat we kennen: het (x,t)-diagram
  • De eerste aanpassing die we maken is de assen verwisselen.
  • Ieder punt in het (t,x) ruimtetijd-diagram is een gebeurtenis.
  • De gebeurtenissen van een voorwerp vormen een wereldlijn.
  • In het referentiestelsel van de boom is de tijd-as de wereldlijn van de boom. (x=0: een object staat stil in zijn eigen ref.stelsel)

Slide 13 - Tekstslide

Wereldlijnen en ruimtetijd
  • een verticale wereldlijn parallel aan de tijd-as
  • wereldlijn van een foton bijna een horizontale wereldlijn

Slide 14 - Tekstslide

wereldlijn van een foton
Wereldlijn van een foton valt vrijwel samen met de horizontale as. 
Om zo’n wereldlijn zichtbaar te kunnen weergeven, vermenigvuldigen we de eenheid van de tijd-as met de lichtsnelheid c. (ct=x=1)
 

Slide 15 - Tekstslide

De tijd-as 'ct'
  • We vermenigvuldigen de tijd-as met c zodat de lichtsnelheid steilheid 1 krijgt (wereldlijn foton):
  • Als v = c, dan is Δx = Δct 
  • y=x  --> wereldlijn van een foton heeft hoek van 45 graden.
  • Minder steil ("platter") is dus onmogelijk want niks gaat sneller dan het licht.

Slide 16 - Tekstslide

Minkowskidiagram 
Minkowskidiagram: 
Een plaats-tijd-diagram voor bewegingen met grote snelheden. De eenheden op de assen zijn zo gekozen dat de grafiek van een foton altijd een hoek van 45 ° maakt met de assen.
Lichtkegel: Het gebied tussen de wereldlijnen van fotonen noem je de lichtkegel van de waarnemer in de oorsprong.

Slide 17 - Tekstslide

opgave 6 

Slide 18 - Tekstslide

Opgave 6
Teken het assenstelsel en de verticale wereldlijn van het huis
Bereken de steilheid van de wereldlijn van de hond:
  • v = Δx / Δt (driehoek)
  • 1,6 = 12 / Δt
  • Δt = 7,5 s

Slide 19 - Tekstslide

opgave 7 

Slide 20 - Tekstslide

opgave 7 a

Slide 21 - Tekstslide

7b
denk aan de steilheid van de wereldlijnen

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

opgave 8 

Slide 24 - Tekstslide

8c

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

9ab
De afstand die het licht aflegt, bereken je met de formule voor de snelheid.

 x = v · t.,   x = 0,1496·1012 m (Zie BINAS tabel 31),  v = c = 2,99792458·108 m/s
 0,1496·1012 = 2,99792458·108 ∙ t
 t = 4,9901∙102 s  Dit 8,3  min
Je ziet de gebeurtenis ‘de zon gaat onder in Nederland’ als het licht vanuit Nederland je ogen bereikt. Gaat de zon onder in Nederland, dan bevindt Nederland zich al in de schaduw. Het laatste licht dat in Nederland wordt weerkaatst, moet de afstand tussen de  aarde en de maan afleggen, en dat kost tijd. Je neemt de gebeurtenis dus later waar. 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

10
a De afstand 1 lichtjaar is de afstand die het licht in 1 jaar aflegt. De afstand 2,0·10^ 3 lichtjaar wordt door licht dus in 2,0·10^3 jaar afgelegd.
 De supernova vond dus plaats in 1604 – 2,0·10^3 = –3,96∙10^2 jaar.
 Afgerond: –4,0∙10^2 jaar
 De supernova vond dus plaats in het jaar 4,0∙10^2 voor Christus.
b Je kunt een gebeurtenis waarnemen als die binnen de lichtkegel van de waarnemer valt.  Gebeurtenis A valt buiten de lichtkegel en kan hij dus niet waarnemen. 

Slide 29 - Tekstslide

10

Slide 30 - Tekstslide

opgave 10

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Een punt in een ruimtetijd-diagram is een
A
voorwerp
B
gebeurtenis
C
begin van een wereldlijn
D
lichtbron

Slide 34 - Quizvraag

De tijd-as van een referentiestelsel is altijd de wereldlijn van de waarnemer van dat referentiestelsel.
A
Altijd juist
B
Kan juist zijn
C
Kan onjuist zijn
D
Altijd onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

Snelheid bepalen: 2e methode
  • Methode 1: Met een driehoek: v = (Δx / Δct) . c
  • Met de hulpvariabele ꞵ schrijven we dit als v = ꞵ . c
  • Bijv. ꞵ = 0,80 betekent v = 0,80 c
  • Methode 2: Met de hoek α tussen wereldlijn en de tijd-as:
  • α = tan-1(ꞵ)
  • Dus ꞵ = 0,80 kan je tekenen met α = tan-1(0,80) = 39 graden.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide