L'adjectif possessif - enk. + mv.

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

bezittelijke voornaamwoorden
Nederlands

Slide 2 - Woordweb

Lisez le texte et cherchez les adjectifs possessifs

Voilà mon père, ma mère et mes deux frères Bart et Koen.
Ton frère s'appelle Vince? Et sa copine s'appelle Isabelle.
Son chien et son chat sont mignons.
Notre chien est très intelligent! Votre chien aussi?
Oui, mais c'est leur chien qui est le plus intelligent!

Slide 3 - Tekstslide

Lisez le texte...

Voilà mon père, ma mère et mes deux frères Bart et Koen.
Ton frère s'appelle Vince? Et sa copine s'appelle Isabelle.
Son chien est super!
Notre chien est très intelligent! Votre chien aussi?
Oui, mais c'est leur chien qui est le plus intelligent!

Slide 4 - Tekstslide

un/le frère

mon frère = mijn broer

ton frère = jouw broer

son frère = zijn/haar broer

Slide 5 - Tekstslide

une/la soeur

ma soeur= mijn zus

ta soeur= jouw zus

sa soeur= zijn/haar zus

Slide 6 - Tekstslide

des/les parents

mes parents= mijn ouders

tes parents= jouw ouders

ses parents= zijn/haar ouders

Slide 7 - Tekstslide

L'adjectif possessif: bezittelijk vnw
* mannelijk woord: (un/le frère)
mon - mijn     ton - jouw     son - zijn/haar

* vrouwelijk woord: (une/la soeur)
ma - mijn     ta - jouw     sa - zijn/haar

* meervoud: (des/les parents)
mes - mijn     tes - jouw     ses - zijn/haar

Slide 8 - Tekstslide

Voilà, (mijn) père (m).
A
mon
B
ma
C
ton
D
son

Slide 9 - Quizvraag

(Jouw) famille (v) est grande!
A
Ma
B
Sa
C
Ta
D
Tes

Slide 10 - Quizvraag

(Mijn) fils (m) s'appelle Bram.
A
Son
B
Sa
C
Mon
D
Ton

Slide 11 - Quizvraag

(Jouw) chien (m) est formidable!
A
Mon
B
Ma
C
Mes
D
Ton

Slide 12 - Quizvraag

(Haar) grand-mère (v) est divorcée.
A
Sa
B
Son
C
Ses
D
Ta

Slide 13 - Quizvraag

(Haar) grand-père (m) est divorcé aussi.
A
Sa
B
Son
C
Ses
D
Mon

Slide 14 - Quizvraag

(Haar) grand-parents (mv) sont divorcés.
A
Son
B
Sa
C
Ses
D
Tes

Slide 15 - Quizvraag

(Jouw) parents (mv) sont mariés.
A
Ton
B
Tes
C
Ta
D
Ses

Slide 16 - Quizvraag

(mijn) copine (v) s'appelle Sarah.
(alleen haakjes - kleine letters)

Slide 17 - Open vraag

(zijn) oncle (m) est gentil.
(alleen haakjes - kleine letters)

Slide 18 - Open vraag

(haar) oncle (m) est gentil.
(alleen haakjes - kleine letters)

Slide 19 - Open vraag

ATTENTION!
* mijn vriendin -> ma amie -> (klinkerbotsing) -> mon amie 

* jouw school -> ta école -> (klinkerbotsing) -> ton école 

* zijn / haar verhaal -> sa histoire -> (stomme 'h') -> son histoire 

Slide 20 - Tekstslide

C'est (mijn) auto (v).
A
ma
B
mon
C
ta
D
ton

Slide 21 - Quizvraag

Quelle est (jouw) adresse (v)?
(alleen haakjes - kleine letters)

Slide 22 - Open vraag

L'adjectif possessif : bezittelijk vnw
* mannelijk woord: (un/le frère)
notre- ons/onze     votre- jullie/uw     leur - hun

* vrouwelijk woord: (une/la soeur)
notre- ons/onze     votre- jullie/uw     leur- hun

* meervoud: (des/les parents)
nos- ons/onze     vos- jullie/uw     leurS- hun

Slide 23 - Tekstslide

(Onze) vélo (m) est cassé.
A
Votre
B
Notre
C
Leur
D
Nos

Slide 24 - Quizvraag

(Jullie) maisons (v) sont très belles!
A
Votre
B
Vos
C
Notre
D
Nos

Slide 25 - Quizvraag

(Hun) voiture (v) est rouge.
A
Leurs
B
Nos
C
Notre
D
Leur

Slide 26 - Quizvraag

Est-ce que (uw) mari (m) est riche?(alleen haakjes - kleine letters)

Slide 27 - Open vraag

Les enfants ont (hun) livres (mv)?
(alleen haakjes - kleine letters)

Slide 28 - Open vraag

Nous aimons (onze) professeur (m)!
(alleen haakjes - kleine letters)

Slide 29 - Open vraag

des questions?

Slide 30 - Tekstslide