(WEEK 7) 2M2 - Herhaling Unit 4 (4.4 & 4.5 & 4.6)

to online English class 👋🏻
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

to online English class 👋🏻

Slide 1 - Tekstslide

WEEK 7 (this week)
GEEN HUISWERK DEZE WEEK!

Slide 2 - Tekstslide

HUISWERK NIET OP ORDE:
- Latisha (week 2 & 6)                    - Joram (week 6)
- Nick (week 2, 3, 4, 5 & 6)            - David (week 6)
- Sven V (week 2, 3, 4, 5)               - Bo (week 4)
- Lenny (week 3 & 6)                      - Djem (week 3, 4 & 6)
- Joëlla (week 3)                              - Rens (week 4)
- Darya (week 4)                              - Bram (week 5 & 6)
- Boris (week 5 & 6)                       - Jill (week 5 & 6)
- Justice (week 6)



Slide 3 - Tekstslide

WEEKPLANNING
TUESDAY
WEDNESDAY
Herhaling grammatica 4.1, 4.3 & 4.4 
Online proeftoets via LessonUp
Weging 0 in Magister
FRIDAY
Herhaling grammatica 
4.4, 4.5 & 4.6

Slide 4 - Tekstslide

PROEFTOETS Unit 4
FRIDAY
Online proeftoets via LessonUp
Weging 0 in Magister
- Vocabulaire HS 1, 2 & 4
- Grammatica HS 4:
   - 4.1 Bezitsvorm 's / ' / of
   - 4.2 Onregelmatige werkwoorden
   - 4.3 Must & Mustn't
   - 4.4 Gerund (ing-vorm)
   - 4.5 Aanwijzende vnw.
   - 4.6 Have to./ has to

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

GERUND
Je gebruikt de '-ing vorm' als een soort zelfstandig naamwoord:

 1. Als het onderwerp van de zin.
Example: Biking in the mall is forbidden. 

2. Na voorzetsels. (kastwoorden)
Example: She's fond of cycling.

3. Na werkwoorden die zeggen hoe je iets vindt. (like, love, hate, enjoy, etc.)
Example: I love going to the movies. 

Slide 8 - Tekstslide


... (to write) in English is easy.

Slide 9 - Open vraag


I love ... (to go) out to restaurants.

Slide 10 - Open vraag


They suddenly stopped ... (to run).

Slide 11 - Open vraag


I hate ... (to eat) brussels sprouts.

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

"I prefer ... shoes here."
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 15 - Quizvraag

"... colours look beautiful on you!"
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 16 - Quizvraag

"... dog over there is big."
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 17 - Quizvraag

"Look at ... cars over there."
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 18 - Quizvraag

"Do you see ... shoes over there in the display window?"
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 19 - Quizvraag

Hoe denk je nu over de
"This & That & These & Those"?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Slide 21 - Tekstslide

HAVE TO & HAS TO
* het moet!   (een verplichting) 

*  have to / has to  + hele werkwoord 

   I have to study for my mathtest tonight. 
   He has to clean his room. 

Slide 22 - Tekstslide

DON'T / DOESN'T HAVE TO
*   Het hoeft niet.

*   I / we / they       don't have to + hele werkwoord
*   he / she / it        doesn't have to +  hele werkwoord   

You don't have to  clean your room today. 
He doesn't  have to study. 

Slide 23 - Tekstslide

I ... write John a letter.

A
has to
B
have to

Slide 24 - Quizvraag

You ... stop smoking!
A
has to
B
have to

Slide 25 - Quizvraag

My doctor says I ... stop smoking.
A
has to
B
have to

Slide 26 - Quizvraag

She ... wear a uniform at work.
A
has to
B
have to

Slide 27 - Quizvraag

You ... use eggs in this cake. He's allergic!
A
doesn't have to
B
don't have to

Slide 28 - Quizvraag

You ... help me, but I'm glad you did!
A
does not have to
B
do not have to

Slide 29 - Quizvraag

She ... check her social media at work. It's not allowed.
A
do not have to
B
does not have to

Slide 30 - Quizvraag

Hoe denk je nu over
"Have to & Has to"?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

PROEFTOETS Unit 4
FRIDAY
Online proeftoets via LessonUp
Weging 0 in Magister
- Vocabulaire HS 1, 2 & 4
- Grammatica HS 4:
   - 4.1 Bezitsvorm 's / ' / of
   - 4.2 Onregelmatige werkwoorden
   - 4.3 Must & Mustn't
   - 4.4 Gerund (ing-vorm)
   - 4.5 Aanwijzende vnw.
   - 4.6 Have to./ has to

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide