14/2 Betoog - h2 en 4 schrijven, 3h1

Schrijven
H2 en 4
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Schrijven
H2 en 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Instructie/quiz
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel

Aan het einde van deze les heb je geoefend met:

  • op verschillende manieren de aandacht trekken van de lezer 
  • het introduceren van het onderwerp
  • op verschillende manieren een tekst af ronden
  • een inleiding en een slot schrijven
  • inhoudelijke verbanden aangeven met signaalwoorden
  • de structuur van een tekst aan het doel van de tekst aanpassen
  • relaties als oorzaak/gevolg en voor- en nadelen duidelijk aangeven met signaalwoorden en structuuraanduidende zinnen
  • Heb je geoefend met het schrijven van een betoog




Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaste tekststructuren

  • Argumentatie
  • Aspecten
  • Probleem-oplossing
  • Verklaring
  • Verleden-heden(-toekomst)
  • Voor- en nadelen
  • Vraag-antwoord
Welke structuur je kiest hangt af van je tekstdoel!

  • informeren
  • opiniëren
  • overtuigen
  • activeren

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuur
een mening of standpunt onderbouwen, zodat de lezer de mening van de schrijver overneemt (overtuigen) en/of tot handelen overgaat (activeren)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aspectenstructuur
de verschillende aspecten van iets beschrijven, zodat de lezer op de hoogte is (informeren) en/of zich een mening kan vormen (opiniëren)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

probleem - oplossingsstructuur
een probleem benoemen en oplossingen beschrijven, zodat de lezer op de hoogte is (informeren) en/of zich een mening kan vormen (opiniëren)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verklaringsstructuur



verleden-heden (-toekomst) structuur

een verschijnsel uitleggen, zodat de lezer op de hoogte is (informeren)

de geschiedenis (en de toekomst) van iets beschrijven, zodat de lezer op de hoogte is (informeren)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voor- en nadelenstructuur





de voor- en nadelen van iets beschrijven en een conclusie trekken/standpunt geven, zodat de lezer op de hoogte is (informeren), zich een mening kan vormen (opiniëren), de mening van de schrijver overneemt (overtuigen) en/of tot handelen overgaat (activeren)


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voor- en nadelenstructuur





de voor- en nadelen van iets beschrijven en een conclusie trekken/standpunt geven, zodat de lezer op de hoogte is (informeren), zich een mening kan vormen (opiniëren), de mening van de schrijver overneemt (overtuigen) en/of tot handelen overgaat (activeren)


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag-antwoordstructuur





een vraag beantwoorden, zodat de lezer op de hoogte is (informeren)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo schrijf je volgens een vaste tekststructuur
  • Bepaal het onderwerp, het schrijfdoel en de hoofdgedachte.
  • Kies een structuur die bij het doel van de tekst past.
  • Maak een bouwplan (zie p. 264/271) aan de hand van de gekozen tekststructuur.
  • Noteer boven het bouwplan het onderwerp, het schrijfdoel, de hoofdgedachte en de tekststructuur.
  • Gebruik tijdens het schrijven signaalwoorden en structuuraanduidende zinnen als daardoor, want, er zijn drie oorzaken, het gevolg is, behalve voordelen heeft deze aanpak ook nadelen, een tweede bezwaar is, ik ben van mening.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht, tekst 1 (blz. 52)
Welke tekststructuur zal er
volgens jou in
deze tekst gebruikt worden?
Tekst 1
Op 17 juni 2015 overleed de Amerikaanse Jeralean Talley uit Michigan. Zij werd maar liefst 116 jaar oud. Nooit eerder is een mens zo oud geworden. Is het gunstig dat de mens alsmaar ouder wordt of zijn er ook nadelen aan verbonden?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht, tekst 2
Welke tekststructuur zal er
volgens jou in
deze tekst gebruikt worden?
Tekst 2
In grote delen van Europa en Noord-Amerika wordt sinds de jaren 70 in een weekend aan het einde van oktober de klok één uur achteruitgezet. Dat betekent een extra uur slapen. Waarom zijn de zomer- en wintertijd eigenlijk ingevoerd en wat is het effect op het slaap- en waakritme van mens en dier?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht, tekst 3
Welke tekststructuur zal er
volgens jou in
deze tekst gebruikt worden?
Tekst 3
Met ingang van morgen moet elke school rookvrij zijn. In 2020 mag er zelfs op schoolpleinen niet meer gerookt worden, zo heeft de Tweede Kamer besloten. Maar volgens het Longfonds duurt dat te lang. Het Longfonds stelt: hoe sneller hoe beter.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Blz .264

Welke onderdelen zijn minimaal ingevuld in het bouwplan? 
 
Voor een stukje van 250 woorden zijn minimaal 1,3, 4 en 7 ingevuld, met deelonderwerp en steekwoorden

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouwplan
Welke onderdelen zijn minimaal ingevuld in het bouwplan? 
Antwoord: Voor een stukje van 250 woorden zijn minimaal 1,3, 4 en 7 ingevuld, met deelonderwerp en steekwoorden

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feedbackformulier
De inleiding heeft 50 woorden.
Hoe weet je dat in Word? 

Staat linksonder in beeld.
In Google doc? 
Antwoord: menu, extra, aantal woorden


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feedbackformulier
De  kern heeft 175 woorden.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feedbackformulier
We gaan verder met 
de tweede pagina

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feedbackformulier
Het slot heeft ongeveer 25 woorden

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een betoog?
Kijk en luister goed naar het volgende filmpje. Na het filmpje moet je enkele begrippen benoemen die belangrijk zijn voor een betoog.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

https://nieuwnederlands.digitaal.noordhoff.nl/#/plp/book/c18c27ec-47ad-45f5-b0fa-74d96cfe6c78/chapter/7eed3ebc-308a-45ce-9174-0f817807d9e0/paragraph/d76bb49a-60e8-449a-938e-795c681435ed/lesson/7e558f4a-6d7e-4624-83a4-b642fba83d35

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn belangrijke begrippen die je moet
kennen voor het schrijven van een betoog?

Slide 24 - Woordweb

Bijvoorbeeld: stelling/standpunt, argumenten voor en tegen, weerleggingen, argumentatiestructuur, etc.
Opbouw betoog
Inleiding 
Aandacht trekken
Stelling introduceren
Middenstuk
Argumenten met uitleg 
Tegenargument mét  weerlegging
Slot
Aansluiting met inleiding 
Herhaling van mening en sterkste argumenten
Uitsmijter

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouwplan
In je bouwplan vul je in het kort in
wat je graag in je tekst wil 
verwerken. 

Welke onderdelen kunnen we al 
invullen?

Slide 26 - Tekstslide

Uitleggen: schrijfdoel is altijd overtuigen en structuur altijd argumentatiestructuur.

Onder argument 1 komen dus de andere argumenten en weerleggingen.
Het bouwplan
Op blz. 264 vind je het bouwplan voor een betoog. 
Werk deze in je schrift uit.

In je bouwplan vul je in het kort in
wat je graag in je tekst wil 
verwerken. 

Welke onderdelen kunnen we al 
invullen?

Slide 27 - Tekstslide

Uitleggen: schrijfdoel is altijd overtuigen en structuur altijd argumentatiestructuur.

Onder argument 1 komen dus de andere argumenten en weerleggingen.
Aandachtspunten
- Spelling en formuleren
- Alineaindeling
- Signaalwoorden
- Geen tussenkopjes!

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inleiding 
In de inleiding introduceer je het onderwerp meestal op drie manieren:

  • Je stelt een een hoofdvraag over een verschijnsel
  • Je geeft een probleemstelling aan
  •  Je geeft een standpunt




Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slot
In het slot formuleer je de hoofdgedachte van de tekst in de vorm van:
antwoord op de hoofdvraag (uit de inleiding)
OF
een oplossing voor het probleem (benoemd in de inleiding)
OF
een herhaling van je standpunt (uit de inleiding)

  • Deze drie kun je aanvullen met een advies of een verwachting voor de toekomst. In het slot gebruik je vaak signaalwoorden: Kortom, al met al, dus of daarom. 
  • De laatste zin is vaak extra krachtig. Dit noem je een uitsmijter

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden slot
Samenvattend/concluderend verband:
kortom, samengevat, al met al, met andere woorden

Concluderend: 
dus, daarom, dat houdt in, kortom, al met al, concluderend, 
     

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overige tekstverbanden/signaalwoorden
Verbanden
• doel – middelverband

• oorzakelijk verband


• redengevend verband

•vergelijkend verband 


Verbindingswoorden/signaalwoorden
• opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van

• daardoor, doordat, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij

• want, omdat, daarom, dus, de reden hiervoor, dankzij

• in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals - vergelijkende trap meer dan/ groter dan /beter dan etc.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overige tekstverbanden/signaalwoorden
Verbanden
• chronologisch verband



• opsommend


• tegenstellend


• toelichtend 





Verbindingswoorden/signaalwoorden
• voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger, later, nu, vervolgens,  terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort --> ook jaartallen en data!

• ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook, (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen

• maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant... aan de andere kant

• zo, als, zoals, denk aan, neem nou, bijvoorbeeld




Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaste tekststructuren (blz. 12)
Probleem-oplossingsstructuur (informerend/opiniërend) 
1. Inleiding: hierin wordt het probleem genoemd
2. Middenstuk: hierin komen de gevolgen, oorzaken en oplossingen van het probleem naar voren
3. Slot: hierin wordt de beste oplossing vermeld. 


Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuur
een mening of standpunt onderbouwen, zodat de lezer de mening van de schrijver overneemt (overtuigen) en/of tot handelen overgaat (activeren)

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

probleem - oplossingsstructuur
een probleem benoemen en oplossingen beschrijven, zodat de lezer op de hoogte is (informeren) en/of zich een mening kan vormen (opiniëren)

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voor- en nadelenstructuur





de voor- en nadelen van iets beschrijven en een conclusie trekken/standpunt geven, zodat de lezer op de hoogte is (informeren), zich een mening kan vormen (opiniëren), de mening van de schrijver overneemt (overtuigen) en/of tot handelen overgaat (activeren)


Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo schrijf je volgens een vaste tekststructuur
  • Bepaal het onderwerp, het schrijfdoel en de hoofdgedachte.
  • Kies een structuur die bij het doel van de tekst past.
  • Maak een bouwplan (zie p. 264) aan de hand van de gekozen tekststructuur.
  • Noteer boven het bouwplan het onderwerp, het schrijfdoel, de hoofdgedachte en de tekststructuur.
  • Gebruik tijdens het schrijven signaalwoorden en structuuraanduidende zinnen als daardoor, want, er zijn drie oorzaken, het gevolg is, behalve voordelen heeft deze aanpak ook nadelen, een tweede bezwaar is, ik ben van mening.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werk voor de deze les en de Nederlandse les + huiswerk 
Blz. 50/51, opdracht 2 (alleen 1) en 3
Blz. 174/175, opdracht 1 en opdracht 3
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!
H4, opdracht 3:
Maak opdracht drie op basis van jouw bouwplan.
Schrijf eerst een proefversie. 
Bekijk goed of je alle regels voor een betoog --> dus ook een passende tekststructuur met bijbehorende signaalwoorden, structuuraanduidende zinnen en bronvermelding (Hooi,S, 2022) 
Vraag een klasgenoot om feedback.
Herschrijf jouw betoog op basis van de ontvangen feedback.
Let op: je hebt meer tijd nodig voor de eerste versie, dan de tweede versie. De tweede versie is reviseren (bijschaven).
Tip: een goed vooronderzoek en uitgewerkt bouwplan scheelt heel veel tijd bij het schrijven van jouw betoog

Wat niet af is = huiswerk


Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel

Aan het einde van deze les heb je geoefend met:

  • op verschillende manieren de aandacht trekken van de lezer 
  • het introduceren van het onderwerp
  • op verschillende manieren een tekst af ronden
  • een inleiding en een slot schrijven
  • inhoudelijke verbanden aangeven met signaalwoorden
  • de structuur van een tekst aan het doel van de tekst aanpassen
  • relaties als oorzaak/gevolg en voor- en nadelen duidelijk aangeven met signaalwoorden en structuuraanduidende zinnen
  • Heb je geoefend met het schrijven van een betoog




Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet wat de functies van inleiding en slot zijn en hoe deze opgebouwd zijn, ik kan de structuur van een tekst aan het doel van de tekst aanpassen en relaties als oorzaak/gevolg en voor- en nadelen duidelijk aangeven met signaalwoorden en structuuraanduidende zinnen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet hoe een betoog opgebouwd is, hoe ik een betoog moet voorbereiden en moet schrijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies