16.4 Vetten

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

Slide 1 - Tekstslide

Zie afbeelding op het bord. Wat zijn de namen van (1) het enzym, (2) het substraat en (3) het product?

Slide 2 - Open vraag

Zie afbeelding hiernaast (I)
A
I
B
II
C
III
D
IV

Slide 3 - Quizvraag

Leg aan de hand van de afbeelding uit wat de rol van ATP is bij symport van glucose en natrium+

Slide 4 - Open vraag

Leerdoel

Je kent de bouw en vertering van vetten

Slide 5 - Tekstslide

Vetten
  • erg grote moleculen 
  • een glycerolgroep met drie vetzuurketens eraan
  • brandstof/ reservestof (bevat veel energie)
  • bouwstof (belangrijk onderdeel cellen)

Slide 6 - Tekstslide

Een fosfolipide is een voorbeeld van een vet. Waar vinden we deze in ons lichaam?
A
Celmembraan
B
Ribosoom
C
RER
D
Mitochondrium

Slide 7 - Quizvraag

Uit welke elementen bestaan alle vetten

Slide 8 - Open vraag

Uit welke moleculen bestaan vetten? (binas)

Slide 9 - Open vraag

Vet 
(Lipide)
Glycerol
3 vetzuurketens

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen verzadigde vetten en onverzadigde vetten?

Slide 11 - Open vraag

Vetten

  • Onverzadigd zit veel in plantaardige oliën en vis. 
  • Verzadigd zit veel in vlees en kaas

  • Verzadigde vetzuren spelen een rol bij verbranding (reservestof) en isolatie en bevorderen cholesterolophoping in de bloedvaten
  • Onverzadigde vetzuren zitten in celstructuren (celmembraan) en bevorderen de afbraak van cholesterolophoping in de bloedvaten

  • Sommige onverzadigde vetten zijn essentieel, dit betekent dat je lichaam ze zelf niet kan aanmaken. Je moet ze dus binnekrijgen via de voeding

Slide 12 - Tekstslide

Twaalfvingerige darm
Hier komt de voedselbrij vanuit de maag:

Lever produceert gal. Galblaas slaat gal op.
Gal emulgeert vetten

Alvleesklier produceert alvleessap 
Alvleessap verteert eiwitten + vetten + koolhydraten

Alvleessap neutraliseert de lage pH die mee is gekomen met de voedselbrij vanuit de maag

Slide 13 - Tekstslide

Produceert de twaalfvingerige darm zelf enzymen?
A
Ja
B
Nee
C
Hangt van de voedingsstoffen af

Slide 14 - Quizvraag

De lever produceert gal. De galblaas slaat dit op.

Een emulgator is een stof die helpt bij het mengen van twee stoffen die normaal gesproken niet of moeilijk mengbaar zijn.

Water en vetten mengen niet of nauwelijks. Gal zorgt ervoor dat dit wel gebeurt. Hierdoor treedt er oppervlaktevergroting op. Enzymen kunnen vervolgens in gaan werken op vetten.


Gal emulgeert vetten

Slide 15 - Tekstslide

Als je handen vet zijn van bijvoorbeeld boter dan heeft handen wassen met water weinig zin. Met zeep wassen wel. Is zeep een emulgator?
A
Ja
B
Nee
C
Dat is niet te bepalen

Slide 16 - Quizvraag

Welke factor uit de wet van fick verandert door de toevoeging van gal aan de voedselbrij? Wat voor invloed heeft dat op de vertering van vetten? (zie binas 83A)

Slide 17 - Open vraag

Is gal een enzym?

Slide 18 - Open vraag

Bij baby's wordt lipase niet geproduceerd in de alvleesklier. Waar dan wel? (T1)

Slide 19 - Open vraag

Nadat gal vetten heeft ge-emulgeert, kan het verteerd worden.
a) Door welk enzym?
b) Wat zijn de producten?

Slide 20 - Open vraag

Opname in de dunne darm
Alle verteringsproducten worden via actief transport opgenomen en komen in de bloedvaten. Deze bloedvaten gaan vervolgens via de poortader naar de lever.

Uitzondering zijn verteringsproducten van vetten (glycerol & vetzuren). Deze worden opgenomen door lymfevaten. Hierin worden deze producten nog verder verwerkt voordat ze later bij de schouder in het bloedvatenstelsel komen. 

Slide 21 - Tekstslide

  1. Emulgeren door gal
  2. Opname vetzuren in darmcellen
  3. Productie nieuwe vetten in glad ER
  1. Emulgeren door gal
  2. Opname (Diffusie) vetzuren
  3. Productie nieuw vetten in ER
  4. Productie Chilomicronen (grote transportmoleculen van vetten) (golgi)
  5. Exocytose
  6. Transport met lymfevaten (niet de poortader!!!)

Vetvertering

Slide 22 - Tekstslide

Hiernaast zijn schematisch overlangse doorsneden van drie darmvlokken weergegeven. In darmvlok 1 zijn alleen spieren getekend, in darmvlok 2 alleen bloedvaten en in darmvlok 3 is alleen een lymfevat getekend. In werkelijkheid bevinden zich al deze structuren in elke darmvlok. Twee plaatsen zijn aangegeven met P en Q. Waar kan zich vet bevinden?

Slide 23 - Open vraag

Hiernaast zie je een dwarsdoorsnede van een darmvlok. Wat stellen de letters P, Q en R voor
A
P = bloedvat Q = lymfevat R = spiercel
B
P = bloedvat Q = lymfevat R = spiercel
C
P = lymfevat Q = zenuwuitloper R = slijmproducerende cel
D
P = lymfevat Q = zenuwuitloper R = spiercel

Slide 24 - Quizvraag

1. de verteringsproducten die in het bloed worden opgenomen, zijn in het algemeen beter
oplosbaar in water dan verteringsproducten die in de lymfe worden opgenomen;
2. een deel van de verteringsproducten wordt via diffusie en een deel via actief transport uit
dekweefselcellen van de dunne darm in het bloed opgenomen;
3. het al dan niet verzadigd zijn van de vetzuren bepaalt of deze in de lymfe of in het bloed worden opgenomen.
Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?

Slide 25 - Open vraag

Fijn weekend

Slide 26 - Tekstslide