Werkwoordspelling verleden tijd

Spelling
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide


Terugblik:

De vorige les ging over werkwoordspelling tegenwoordige tijd (TT)

Slide 3 - Tekstslide

Moeder .... (smeren) nog maar
een boterham met pindakaas
voor haar spruit.
A
smeert
B
smeren
C
smeerd
D
smeerde

Slide 4 - Quizvraag

Anton .... (lozen) zijn vrienden,
zodat hij de chocolade in zijn eentje kan opeten.
A
loozt
B
loost
C
loosde
D
loos

Slide 5 - Quizvraag

Na een dag hard werken, ....
(geuren) vader een beetje.
A
geuren
B
geur
C
geurt
D
geurd

Slide 6 - Quizvraag

Fleur .... (kopen) graag mooie kleren
bij de Bershka in Hilversum
A
koopt
B
kocht
C
koop
D
koopd

Slide 7 - Quizvraag


Lesdoel:


Aan het eind van de les weet je hoe je werkwoorden in de verleden tijd (VT) vervoegt

Slide 8 - Tekstslide

Stappenplan werkwoordspelling VT

1. Is het een sterk werkwoord
   Een sterk werkwoord verandert van vorm. Zo niet dan:
2. Wat is de laatste letter van de stam van het werkwoord? 
      (stam = hele werkwoord - en)
3. Wat is de ik-vorm van het werkwoord? 
    Gebruik de ik-vorm voor het vervoegen in de verleden tijd (VT)
4. Eindigt de STAM op één van deze letters: 'T SeXy FoKSCHaaP
     Dan: ik-vorm + te (enkelvoud) of ik-vorm + ten (meervoud)
5. Eindigt de STAM op een andere letter?
     Dan: ik-vorm + de (enkelvoud) of ik-vorm + den (meervoud)

Slide 9 - Tekstslide

De meisjes ... (maken) gisteren
samen een zandkasteel

Slide 10 - Open vraag

Jasper ... (schoppen) gisteren
de bal in de goal tijdens de training

Slide 11 - Open vraag

Mijn ouders .... (scheiden) vorig jaar
als goede vrienden.

Slide 12 - Open vraag

De visser .... (roken) gisteren
de paling in een vat

Slide 13 - Open vraag

Gisteren .... (lopen) ik naar de markt

Slide 14 - Open vraag

Wist Bram gisteren zelf wel
waarover hij .... (spreken)?

Slide 15 - Open vraag

Ik .... (stoten) vorige week
de vaas per ongeluk van de tafel

Slide 16 - Open vraag

Lisa .... (verdwijnen) gisteren door de deur, die uitkwam op de kleine kloostergang.

Slide 17 - Open vraag

Gisteren ..... (branden) het huis
helemaal af.

Slide 18 - Open vraag

Meike .... (kleuren) gisteren
een hele mooie kleurplaat

Slide 19 - Open vraag

In de afgelopen 10 jaar .... (bevriezen) de rivier misschien twee keer.

Slide 20 - Open vraag

Vorige week .... (meten) de man
de lengte voor mijn nieuwe galajurk op

Slide 21 - Open vraag

Toen Max en Jack aan het stoeien waren, .... (breken) zij de vaas van oma.

Slide 22 - Open vraag

Jelle .... (wenden) gisteren zijn vrachtwagen achteruit de straat in

Slide 23 - Open vraag

Gisteren was ik zo moe,
ik .... (gapen) de hele avond.

Slide 24 - Open vraag

Karim .... (snijden) afgelopen dinsdag in zijn vinger.

Slide 25 - Open vraag

Vorige maand .... (landen) zeven
vliegtuigen op Schiphol

Slide 26 - Open vraag

Zijn nare opmerking
.... (beïnvloeden) gisteren
mijn hele dag

Slide 27 - Open vraag

Afgelopen week hadden die honden ruzie, ze .... (bijten) elkaar in de poten.

Slide 28 - Open vraag

Tim en Julia .... (skeeleren) gisteren
hand in hand door het park.

Slide 29 - Open vraag

wij .... (haten) hem ontzettend
door zijn stomme gedrag

Slide 30 - Open vraag

De bouwvakkers ... (slopen)
gisteren dat hele gebouw.

Slide 31 - Open vraag

..... (hopen) jij gisteren dat het zou stoppen met regen, zodat je kon gaan hardlopen?

Slide 32 - Open vraag

Jochem .... (blazen) gisteren alle kaarsjes op zijn taart uit!

Slide 33 - Open vraag

De dokter ....
(benadrukken) gisteren dat er geen tijd te verliezen is.

Slide 34 - Open vraag

De vrouw ... (besmetten)
gisteren 10 andere mensen met het coronavirus

Slide 35 - Open vraag

Zo'n drieduizend jaar geleden ....
(trekken) de gletsjers zich terug naar het noorden.

Slide 36 - Open vraag

Weken lang ..... (flossen) Joris
zijn tanden omdat hij bang was voor de tandarts

Slide 37 - Open vraag

Toen zijn vader overleed,
..... (erven) Bob een grote som geld

Slide 38 - Open vraag

..... (liegen) jij vorige week toen je vertelde over die afspraak?

Slide 39 - Open vraag

Tom en Nicole ... (beleven)
gisteren een spannend moment toen
ze werden aangehouden door de politie

Slide 40 - Open vraag

Gisteren ... (razen) er een storm
met enorme kracht langs de kust

Slide 41 - Open vraag

Vorige week .... (blozen) Ella
enorm van het compliment dat zij kreeg voor haar harde werken

Slide 42 - Open vraag

Aan de slag
Werk in de app aan werkwoordspelling VT

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide