Het werkwoord Zijn

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Start Les
Telefoons in de kluis
Jassen aan de kapstok
Laptops/schrift/pen op tafel
Klaar voor de les!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn
Wanneer gebruik je het werkwoord 
 zijn?
maar eerst:
 Wat zijn werkwoorden???

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een werkwoord?
 werkwoord = doe woord
activiteit: een werkwoord doet iets zoals
Lopen, Kijken, Luisteren, Werken, Pakken enz

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

RENNEN

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ZWEMMEN

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VLIEGEN

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SLAPEN

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het Werkwoord Zijn
Vandaag gaan we het hebben over : ZIJN

We gaan kijken en luisteren naar Juf M.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Het Werkwoord: Zijn
1
Het werkwoord Zijn:
Ik ben
Jij/Je bent
Hij/Zij is
U bent
Wij/Jullie zijn
Zij zijn

Enkelvoud
1 persoon
Meervoud
meer personen

Slide 12 - Tekstslide

herhaal 3x
schrijf het op in je schrift
Wanneer ?
1. Wie je bent? Ik ben een leerling
2.Waar je bent? Ik ben op school
3. Hoe je bent? Ik ben blij

Slide 13 - Tekstslide

leg uit
Ik ben Carlos

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben dokter

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben slim

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik .... slim

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ..... zo blij!

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Jij bent op school

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jij bent mijn vriendin

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jij ...... mijn beste vriend

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij is moe

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hij....op de auto

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij.... in de supermarkt

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij.... lang

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Let op: De auto is klein
1

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het Werkwoord: Zijn
1
Herhaal: Het werkwoord ZIJN:
Ik ben
Jij bent
Hij/Zij is
Het is : De auto is klein
Wij zijn
Jullie zijn
Zij zijn : De honden zijn klein


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wij zijn in de gymzaal

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wij.... op het schoolplein

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij.... in de keuken

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Jullie......in het lokaal

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Jullie .....in de bus

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Let op: De bloemen zijn klein

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De honden ...... klein

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij (de jongens) ...... aan het voetballen

Slide 35 - Open vraag

leg uit: Zij is meervoud in deze zin
Hoe vervoegen we 'zijn'?

Slide 36 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is correct?
A
Ik ben Abdul
B
Ik is Abdul
C
Ik zijn Abdul
D
Ik bent Abdul

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is correct?
A
de roos zijn roze
B
ik zijn moe
C
Hij is in het schoolgebouw
D
Wij is op de markt

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is correct?
A
De kat is op de vensterbank
B
De tas zijn op de stoel
C
Jullie ben op de wc
D
Lisa zijn mooi

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is correct?
A
De pennen is op de tafel
B
Jij bent de leerling
C
Mijn moeder is lief

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is correct?
A
Hij bent de meester
B
Hij is de meester
C
Hij zijn de meester

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het boek …………… erg mooi.

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je …………… gek. Natuurlijk kan dat niet!

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De pen ……… in de aanbieding.

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij .......... eerder naar huis gegaan.

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met 'zijn'.

Slide 46 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met 'ben'.

Slide 47 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met 'is'.

Slide 48 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met het werkwoord 'zijn'. Kies zelf uit: ik, jij of jullie.

Slide 49 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 50 - Link

Deze slide heeft geen instructies

De les : het werkwoord zijn vind ik
😒🙁😐🙂😃

Slide 51 - Poll

Deze slide heeft geen instructies