Uit welke stappen het doel bestaat:
Maar let goed op!! Je schrijft een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord zo kort mogelijk!
1- Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt, heeft altijd één t of één d !
Het vliegtuig landde veilig. Het gelande vliegtuig.
2- In een open lettergreep komen nooit twee klinkers.
Het deeg wordt gekneed. Het geknede deeg.
3- Na een korte klinker verdubbelen we de volgende medeklinker.
De tuin wordt netjes omgespit. De omgespitte tuin.
4- Bij sterke werkwoorden zijn voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord hetzelfde
De jongen is gevallen. De gevallen jongen.