6.4 Burgeroorlog

Economische spanningen tussen de noordelijke en zuidelijke staten
  • Verschillen in economische ontwikkeling en maatschappelijke opvattingen tussen Noord en Zuid werden groter in de 19e eeuw. 
  • Zuiden: economie met plantagelandbouw met tabak, later katoen gericht op export.
  • Noorden economie met verschillende landbouwproducten, visserij, handel, huisnijverheid en nieuwe industrie. Vooral familiebedrijven met wat knechten, productie binnenlandse markt.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Economische spanningen tussen de noordelijke en zuidelijke staten
  • Verschillen in economische ontwikkeling en maatschappelijke opvattingen tussen Noord en Zuid werden groter in de 19e eeuw. 
  • Zuiden: economie met plantagelandbouw met tabak, later katoen gericht op export.
  • Noorden economie met verschillende landbouwproducten, visserij, handel, huisnijverheid en nieuwe industrie. Vooral familiebedrijven met wat knechten, productie binnenlandse markt.

Slide 1 - Tekstslide

  • Handel ging via rivieren en de kust met stoom en raderboten, wegen aanleg was lastig.
  • Door de aanleg van kanalen kwamen er verbindingen tussen rivieren en de Grote Meren, waardoor handel sneller en verder kon komen. New York profiteerde enorm.
  • 1830 spoorwegen aangelegd=> concurrenten voor handel over rivier en zee, want zij kregen overheidssteun door de schenking van de grond die van de indianen werd afgepakt. 

Slide 2 - Tekstslide

  • Door de spoorwergen kon er veel sneller en meer producten, grondstoffen en mensen vervoerd worden. Veel kanaalaanlegbedrijven gingen failliet. 

Slide 3 - Tekstslide

  • De Noordelijke staten wilden een sterk Unie, waarbij de centrale overheid veel bepaald.
  • Zuidelijke staten wilden dat de staten zelf alle besluiten kunnen nemen in een losse statenbond. (Geconfedereerd). 
  • Ondernemers uit het Noorden wilde bescherming van de markt door de federale overheid voor hele land, zuidelijke staten wilden alleen maatregelen per staat op elk gebied.

Slide 4 - Tekstslide

Handelspolitiek van de noordelijke en zuidelijke staten
  • De Noordelijke staten wilden hun handel en opkomende industrie beschermen tegen goedkope producten uit Engeland.
  • De Zuidelijke staten exporteerden veel naar Engeland en waren bang dat Engeland dan hun producten zoals katoen zou weren. Zij wilden vrijhandel.
  • De verschillen in handelspolitiek werden versterkt door oud politiek conflict tussen de staten over dat de VS een sterk centraal (federaal) gezag moest hebben of juist niet. 

Slide 5 - Tekstslide

Slavernij drijft de economische en politieke verschillen op de spits
  • Als er een nieuwe staat bij kwam, wilden politici dat er als er een slavenstaat bij kwam er ook een slavenvrije erbij moest komen. 
  • 1820 Missouri Compromise: regeling met grenslijn vanaf Missouri naar het westen. Ten noorden geen slavenstaten, zuiden mocht het wel. Dat in 1850 Californië als slavenvrije staat bij de VS kwam, zorgde voor meer spanningen met zuiden want die lag onder de grens. 

Slide 6 - Tekstslide

  • 1854: Kansas-Nebraska Act: in deze staten mocht toch slavernij komen. Noordelijke staten fel tegen, want lag boven de Missouri grens. 
  • Problemen dus over staten die toetraden tot de VS m.b.t. slavernij tussen de Noordelijke en Zuidelijke staten. Dit omdat voor zetels in parlement het inwonergetal telde, slaven telden voor kwart persoon mee en slavenstaten hadden zo meer macht in parlement.

Slide 7 - Tekstslide

Burgeroorlog 1861-1865
  • Abraham Lincoln werd namens de  Republikeinen president in 1860.
  • Deze partij uit het Noorden wilde de slavernij afschaffen, was voor een sterke federale overheid die bepaald wat er in de hele VS gebeurt. 
  • De Democraten hadden veel aanhang in het zuiden en waren voor meer zelfstandigheid van de staten en tegen het afschaffen van de slavernij. 

Slide 8 - Tekstslide

  • 1865: Geconfedereerden staten geven zich over. Zuidelijke generaal Lee was tactisch beter dan de noordelijke generaal, maar had minder soldaten, wapens en munitie dan het noorden. 
  • 600.000 doden, miljoenen gewond en/of invalide, hele steden in zuiden verwoest. Zo veel schade, ellende en pijn voor de mensen, de slaven vrijkopen was voor het noorden goedkoper geweest. 

Slide 9 - Tekstslide

  • John Wilkes Booth was tegen de afschaffing van de slavernij en vermoordde president Lincoln enkele dagen na het einde van de Burgeroorlog. 
  • Lincoln werd gezien als de grote tegenstander van het zuiden, maar hij wilde alleen de Unie behouden. Slaven mochten van hem ook niet in VS blijven, moesten terug naar Afrika.

Slide 10 - Tekstslide

  • 1863 Emancipatie proclematie door president Lincoln na de overwinning van de troepen van de unie bij Gettysburg=> slaven kregen hun vrijheid in alle door het noorden bevrijde gebieden. 
  • 1865 De Unie was gered, de slaven kregen hun vrijheid en kiesrecht. Dit kiesrecht werd in het zuiden echter al snel weer teruggedraaid en dat bleef zo tot de civil rights act 1964 en voting act 1965.

Slide 11 - Tekstslide

Reconstruction 
  • Nieuwe president Johnson kreeg het niet voor elkaar dat de Noordelijke en Zuidelijke staten weer fatsoenlijk met elkaar om konden gaan=> gevolg: 1867 het  Congres gaat proberen om de Zuidelijke staten te hervormen met de Reconstruction. 
  • De Reconstruction Act: Zuiden in 5 militaire districten opgedeeld en de ‘freedmen’ (bevrijde slaven) kregen kiesrecht. 

Slide 12 - Tekstslide

  • De Afro-Amerikanen mochten nu dus ook stemmen voor het nieuwe parlement, dus ook voor die in de staten. 
  • Economisch gezien kregen de Afro-Amerikanen het niet beter, blanken bleven alle grond bezitten. 
  • 1877 einde Reconstruction=> Zuiden bleef voornamelijk agrarisch met grootgrondbezitters en pachters of share croppers. Ook kwam er wat industrie.

Slide 13 - Tekstslide

  • De blanken bleven in de Zuidelijke staten in de politiek de baas=> kwamen met de  Jim Crow-wetten: de ex-slaven/Afro-Amerikanen kregen steeds minder rechten in het zuiden.
  • Gevolg: er kwam een gesegregeerde maatschappij, waarin de Afro-Amerikanen volgens de wet gediscrimineerd mochten worden.

Slide 14 - Tekstslide

  • Er kwam een kieswet die ervoor zorgde dat Afro-Amerikanen bij het stemmen konden worden geweerd, er werden aan ex-slaven die wilden kiezen eisen gesteld zoals vragen over de grondwet, kunnen lezen en schrijven. Blanken kregen die niet
  • Conservatieve en racistische blanken van de Ku Klux Klan, gebruikten intimidatie, geweld en lynchpartijen tegen de Afro-Amerikanen die zo zich maar inschikten als tweederangsburgers.

Slide 15 - Tekstslide