Repetition and practice of grammar Theme 3 + 4 Stepping Stones H2

Grammar practice and repetition 
Theme 3 + 4
can / be able to
past continuous + past simple 
tag questions
present perfect
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammar practice and repetition 
Theme 3 + 4
can / be able to
past continuous + past simple 
tag questions
present perfect

Slide 1 - Tekstslide

can / to be able to 


.
                 

Grammar 7 & GS 7 (p. 151)
Can: vaardigheden, iets dat aangeleerd is 

To be able to: in staat zijn iets te doen/kunnen

Slide 2 - Tekstslide

Bevestigend
can + hele ww.
Karen can play the guitar very well. 
+
vorm van to be + able to + hele ww.
I'm able to visit you this weekend.
We are able to go to the party today.
Ontkennend
cannot/can't + hele ww.
My little sister can't swim yet. 
-
vorm van to be + not + able to + hele ww. 
He is not able to run ten miles.
They are not able to go to the party.
Vragend
can + ondw. + hele ww.
Can she play chess?
?
vorm van to be + ondw. + able to + hele ww.
Is she able to raise enough money?
Are you able to fix the car in time?
Let op: Met to be able to kun je alle tijden uitdrukken, de vorm van to be verandert dan (were able to, will be able to, etc). Can verandert niet, behalve voor de past simple en in sommige gevallen voor de future (could).

Slide 3 - Tekstslide


Brian can / is able to sing very well.
A
can
B
is able to
C
-----
D
-----

Slide 4 - Quizvraag

His father can't / isn't able to play the piano because he has hurt his wrist.
A
can't
B
isn't able to
C
-----
D
-----

Slide 5 - Quizvraag

Are you able to / Can you speak Chinese?
A
Are you able to
B
Can you
C
-----
D
-----

Slide 6 - Quizvraag

I couldn't / wasn't able to visit him in hospital yesterday because I was ill myself.
A
couldn't
B
wasn't able to
C
-----
D
-----

Slide 7 - Quizvraag

We don't have wifi around here so I am unable to / cannot look it up.
A
am unable to
B
cannot
C
-----
D
-----

Slide 8 - Quizvraag

past continuous / past simple 


.
                 

Grammar 8 & GS 4 + 3 (p. 145, 146, 147)
Past continuous: als je wilt benadrukken dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was.

Past simple: als je wilt zeggen dat iets in het verleden gebeurd is en nu is afgelopen. 

Slide 9 - Tekstslide

Past continuous
was/were + hele ww + ing
We were waiting for the bus. 
I was playing basketball. 
?
Was/Were + ondw + hele ww + ing
Were you walking the dog?
Was she doing the dishes?
-
was/were + not + hele ww + ing
Janet wasn't listening to music.
Past simple
hele ww + ed (let op uitzonderingen mbt spelling)
Last night I played football.
We tried to call him. 
?
Did + ondw + hele ww 
Did you go to Spain last year?
-
didn't/did not + hele ww 
Aiza didn't clean her room.
Denk aan de onregelmatige werkwoorden voor de past simple

Slide 10 - Tekstslide



.
                 

Vaak gebruik je de past continuous en past simple samen in een zin --> om aan te geven dat iets gebeurde (past simple) terwijl er al iets aan de gang was (past continuous)

I was waiting for the bus when it started to rain. 
Nikki was doing the dishes when the doorbell rang
We were climbing the hill when one of us slipped and fell.
  

Slide 11 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van de past continuous in:
We __________ for the bus. (wait)

Slide 12 - Open vraag

Vul de juiste vorm van de past continuous in:
I __________ my room. (clean)

Slide 13 - Open vraag

Vul de juiste vorm van de past continuous in:
__________ football with your friends? (you - play)

Slide 14 - Open vraag

Vul de juiste vorm van de past continuous in:
Lidia __________ to the shop. (not - walk)

Slide 15 - Open vraag

I fell / was falling off the ladder when I cleaned / was cleaning the windows.
A
fell
B
was falling
C
cleaned
D
was cleaning

Slide 16 - Quizvraag

They did / were doing their homework when suddenly they heard / were hearing a loud bang.
A
did
B
were doing
C
heard
D
were hearing

Slide 17 - Quizvraag

tag questions


.
                 

Grammar 9 & GS 14 (p. 155, 156)
Als je bevestiging wilt of als je wilt weten of iemand er net zo over denkt als jij. In het Nederlands zeg je 'hè?', 'toch?', 'nietwaar?'. 

Slide 18 - Tekstslide

Bevestigende zin
Ontkennende tag question
Snow is white, 
isn't it?
Ontkennende zin
Bevestigende tag question
You don't like me, 
do you?

Slide 19 - Tekstslide



.
                 

Hoe maakt je de tag question (aangeplakte vraag)?

Stap 1: Herhaal het werkwoord. 
Stap 2: Maak het werkwoord bevestigend/ontkennend.
Stap 3: Zet het persoonlijk voornaamwoord (afgeleid van het onderwerp) erachter. 

Rachel is so sweet, isn't she?   
Our neighbours couldn't hear us, could they?
  

Slide 20 - Tekstslide



.
                 

LET OP:

Stap 1, herhaal het werkwoord, geldt alleen voor hulpwerkwoorden (to be, to have got, can, could, will, should). 
Bij hoofdwerkwoorden gebruik je do/don't, does/doesn't of did/didn't in de tag question. 

Roy lives with his mom, doesn't he?   
Jill and Jess didn't like the joke, did they?
  

Slide 21 - Tekstslide

Complete the sentence by adding the correct tag questions.
Your aunt and uncle live on a farm, __________ ?

Slide 22 - Open vraag

Complete the sentence by adding the correct tag questions.
She shouldn't worry anymore, __________ ?

Slide 23 - Open vraag

Complete the sentence by adding the correct tag questions.
Michael plays football, __________ ?

Slide 24 - Open vraag

present perfect 


.
                 

Grammar 10 & GS 6 (p. 149, 150)
Je gebruikt de present perfect om: 
 - te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is.
We have lived in this house since July.  
- te praten over ervaringen (in iemands leven) tot nu toe. 
I've never been on a sailboat in my life. 
- te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en dat je daar nu het resultaat van merkt. 
Bob feels sick. He has eaten too much. 

Slide 25 - Tekstslide

Bevestigend
have/has + voltooid deelwoord
I have played football since 2012. 
Rosa has won the first prize!
Vragend
Have/Has + ondw. + voltooid deelwoord
Have you ever talked to your idol?
Has he lived here for three years?
Ontkennend
has/have + not + voltooid deelwoord
I'm sad because I haven't passed the test. 
Regelmatige werkwoorden voltooid deelwoord = hele ww + -ed
to play - played
to study - studied
Onregelmatige werkwoorden voltooid deelwoord = eigen vorm, zie past participle/3e vorm in de rijtjes op p. 163

Slide 26 - Tekstslide

Vul de present perfect in:
Someone ________ my phone! (steal)

Slide 27 - Open vraag

Vul de present perfect in:
They ________ to my message yet. (not - reply)

Slide 28 - Open vraag

Vul de present perfect in:
________ in London for three years? (you - live)

Slide 29 - Open vraag