3.2 deel2 Imperfectum

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2PraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Maken               &                Reizen
SoFT KeTCHuP + t.                                                                                    SoFT KeTCHuP + t
ja                                                                                                                      nee

Ik maak                                                                                                        Ik reis  

Ik maak + te  (vroeger)                     (imperfectum)                       Ik reis + de

Ik heb gemaakt  (gisteren)             (perfectum)                            Ik heb gereisd

Slide 5 - Tekstslide

Wonen                                Komen
Regelmatig                                                                          Onregelmatig

Ik woon                                                                                    Ik kom

Ik woon + de                        (imperfectum)                  Ik kwam

Ik heb gewoond                  (perfectum)                       Ik ben gekomen

Slide 6 - Tekstslide

PERFECTUM (gisteren) 

Regelmatig
Werkwoord: Maken
Stam: Ik maak
Perfectum: Ik heb gemaakt

Onregelmatig
Werkwoord: Spreken
Stam: Ik spreek
Perfectum: Ik heb gesproken
IMPERFECTUM (vroeger)

Regelmatig
Werkwoord: Pinnen
Stam: Ik pin
Imperfectum: Ik pinde/ wij pinden

Onregelmatig
Werkwoord: Komen
Stam: Ik kom
Imperfectum: Ik kwam/ wij kwamen

Slide 7 - Tekstslide

Wat ga je vandaag leren


Het imperfectum (regelmatig & onregelmatig)

Slide 8 - Tekstslide

PERFECTUM (gisteren) 

Regelmatig
Werkwoord: Luisteren
Stam: Ik luister
Perfectum: Ik heb geluisterd

Onregelmatig
Werkwoord: Lopen
Stam: Ik loop
Perfectum: Ik heb gelopen
IMPERFECTUM (vroeger)

Regelmatig
Werkwoord: Gebruiken
Stam: Ik gebruik
Imperfectum: Ik gebruikte 

Onregelmatig
Werkwoord: Gaan
Stam: Ik ga
Imperfectum: Ik ging 

Slide 9 - Tekstslide

SoFT KeTCHuP
SOFT KETCHUP + t

Slide 10 - Tekstslide

Vroeger (spelen) de vrouw piano.
A
spelente
B
speelte
C
spelende
D
speelde

Slide 11 - Quizvraag

Wij (wandelen) gisteren op het strand.
A
wandelten
B
wanten
C
wandelden
D
wandden

Slide 12 - Quizvraag

Mijn dochter (vertellen) een verhaal.
A
vertelte
B
vertellen
C
vertellde
D
vertelde

Slide 13 - Quizvraag

Ik (pakken) een pak melk.
A
pakte
B
pakkte
C
pakde
D
pakkende

Slide 14 - Quizvraag

Ik (sporten) vroeger op dinsdagavond.
A
sporte
B
sportte
C
sportde
D
sporde

Slide 15 - Quizvraag

Hij (verven) de hele muur. Toen was hij moe.
A
vervte
B
verfte
C
vervde
D
verfde

Slide 16 - Quizvraag

Ik (wachten) een uur op mijn vriend.
A
wachte
B
wachtte
C
wachde
D
wachtde

Slide 17 - Quizvraag

(wassen) jullie de borden zelf af?
A
waste
B
wasten
C
wasde
D
wasden

Slide 18 - Quizvraag

Die mensen (wonen) al in de straat toen ik een kind was.
A
woonte
B
woonten
C
woonde
D
woonden

Slide 19 - Quizvraag

Ik pakte een glas melk
JA
NEE

Slide 20 - Poll

Katinka heeft de boodschappen naar oma .....................
A
gebrengt
B
gebracht
C
brengde
D
brachtte

Slide 21 - Quizvraag

We hebben een uur naar de telefoon ......................
A
gezoekte
B
zoekten
C
zochten
D
gezocht

Slide 22 - Quizvraag

De docent ....................... de hele tijd door.
A
praatte
B
gepraatte
C
prachte
D
geprachte

Slide 23 - Quizvraag

De paarden ..................... netjes in de rij.
A
loopten
B
liepten
C
gelopen
D
liepen

Slide 24 - Quizvraag

Heeft Ajax nu wéér een wedstrijd ......................?
A
verloor
B
verliesde
C
geverloorde
D
verloren

Slide 25 - Quizvraag

Mijn oma ..................... de arme man een boterham.
A
gave
B
gegave
C
gaf
D
gaaf

Slide 26 - Quizvraag

De journalisten zijn gelijk naar het ongeluk ......................
A
gereden
B
gerijden
C
gereedt
D
rijdden

Slide 27 - Quizvraag

De verdachten ....................... voor de rechter.
A
zwegen
B
zwagen
C
zwijgen
D
zwogen

Slide 28 - Quizvraag

De dokter .......................... naar de stad waar het ziekenhuis sond.
A
verhuiste
B
verhuizde
C
verhuisde
D
geverhuiste

Slide 29 - Quizvraag

De jongens ....................... de bal naar elkaar over. (gooien)

Slide 30 - Open vraag

Jij bent dit jaar nog niet naar de bioscoop ..................... (zijn)

Slide 31 - Open vraag

Mijn dochter ..................... vroeger nooit melk. (drinken)

Slide 32 - Open vraag

Toen jullie jong ...................... was er nog geen internet. (zijn)

Slide 33 - Open vraag

Het vliegtuig .......................... ruim twee uur te laat. (landen)

Slide 34 - Open vraag

Het vliegtuig .......................... ruim twee uur te laat. (landen)

Slide 35 - Open vraag

Jij werkde in een hotel
JA
NEE

Slide 36 - Poll

Hij hoorde een geluid
JA
NEE

Slide 37 - Poll

Werken

Slide 38 - Woordweb

We fietsden in het park
JA
NEE

Slide 39 - Poll

Fietsen

Slide 40 - Woordweb

Pushen

Slide 41 - Woordweb

Starten

Slide 42 - Woordweb

Bellen

Slide 43 - Woordweb

Slide 44 - Tekstslide