Wereldgeschiedenis Joshua
1 / 32
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat betekent prehistorie?
A
De geschreven geschiedenis
B
Voor de geschreven geschiedenis
Slide 2 - Quizvraag
Slide 3 - Tekstslide
Noem 2 belangrijke volkeren uit het oude Mesopotamie
A
Assyrie en Babylonie
B
Israel
Slide 4 - Quizvraag
Wie had de meeste macht in het oude Egypte?
A
Farao
B
Koning
C
Keizer
D
Volk
Slide 5 - Quizvraag
In het oude Egypte geloofde men in
A
Meerdere goden
B
Een enkele god
C
geen goden
Slide 6 - Quizvraag
..
.
.
Is deze zin WAAR of NIET WAAR?
Iedereen die in het oude Egypte leefde en doodging, werd gemummicifeerd en in een piramide gelegd.
Test je kennis over het onderwerp van deze week!
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 7 - Quizvraag
Maak de juiste combinatie
Tekst
Ze was een zeer beroemde vrouwelijke farao.
Deze farao zei dat er maar 1 God bestond, de zonnegod.
Ze bouwen de beroemde piramides van Gizeh.
Hatsjepsoet
De farao's Cheops, Chefren en Mykerinos
Achnaton
Slide 8 - Sleepvraag
Hoe lang geleden leefden
de 'Oude Grieken'?
de 'Oude Grieken'?
A
500
B
2500
C
2000
D
1000
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
In de Griekse Oudheid was theaterkunst belangrijk. Er waren verschillende toneelvormen.
Welk kenmerk hoort NIET bij een 'tragedie'?
Welk kenmerk hoort NIET bij een 'tragedie'?
A
Loopt niet goed af
B
Treurspel
C
Alleen mannen mochten naar het theater en alle acteurs waren mannen
D
Spelers drijven de spot met alles en iedereen.
Slide 11 - Quizvraag
De oude olympische spelen zijn opgericht door de..?
A
Grieken
B
Romeinen
C
Fransen
D
Duitsers
Slide 12 - Quizvraag
Wie won de Perzische oorlogen?
A
De Grieken
B
De Romeinen
C
De Perzen
D
De Macedoniërs
Slide 13 - Quizvraag
De oude Grieken waren monotheïstisch: ze geloofden in 1 god.
A
goed
B
fout
Slide 14 - Quizvraag
Wanneer is Rome ontstaan?
timer
0:20
A
3000 V.C
B
1500
C
753 V.C.
D
1900
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
In de 3e en 2e eeuw v. Chr. voerde Rome oorlog met Carthago. Wie was de beroemde generaal van Carthago?
A
Hasdrubal
B
Hannibal
Slide 17 - Quizvraag
Wie was de eerste keizer van het Romeinse Rijk?
A
Julius Caesar
B
Augustus
Slide 18 - Quizvraag
In veel boeken over de Romeinen wordt regelmatig gesproken over: Imperium Romanum.
Wat zou dit kunnen betekenen?
Wat zou dit kunnen betekenen?
A
Romeinse Leiders
B
Romeinse Tijd
C
Romeinse Vrede
D
Romeinse Rijk
Slide 19 - Quizvraag
Hoeveel soldaten zitten er ongeveer in een legioen?
A
600
B
5000
C
6000
D
50000
Slide 20 - Quizvraag
We beginnen de Middeleeuwen na...
A
De val van het Romeinse Rijk
B
Het begin van het christendom
C
De dood van Jezus
D
De uitbraak van de pest
Slide 21 - Quizvraag
Welke drie standen bestonden er in de middeleeuwen?
A
Koning, adel, boeren
B
Adel, kerkelijken, burgers
C
Ridders, geestelijken, boeren
D
Geestelijken, adel, boeren
Slide 22 - Quizvraag
Sleep de zinnen in de juiste tijdsvolgorde van vroeger naar later
De drukpers maakte grote aantallen boeken
De Renaissance ontstond in Italie
De Renaissance verspreidde zich in de 16e eeuw over Europa
Ideeen werden sneller verspreid
Slide 23 - Sleepvraag
Vanaf de 15e eeuw ontdekten de Europeanen de Nieuwe Wereld. Ze waren erg vriendelijk.
A
Nee
B
Ja
Slide 24 - Quizvraag
In de 15e en 16e eeuw vonden oorlogen plaats in Europa tussen
A
Fransen en Engelsen
B
Katholieken en Protestanten
Slide 25 - Quizvraag
Wanneer begon de Franse revolutie?
A
De Franse Revolutie begon op 14 juni 1789
B
De Franse Revolutie begon op 14 augustus 1789
C
De Franse Revolutie begon op 14 mei 1789
D
De Franse Revolutie begon op 14 juli 1789
Slide 26 - Quizvraag
Wie komt in Frankrijk aan de macht na de Franse revolutie?
A
Lodewijk 13e
B
Napoleon Bonaparte
Slide 27 - Quizvraag
In welk land begon de Industriele revolutie het eerst (einde 18e eeuw)?
A
Curacao
B
Engeland
C
Nederland
D
Amerika
Slide 28 - Quizvraag
WO I
WO II
Koude Oorlog
Loopgraven
1949-1989
Holocaust
1914-1918
1939-1945
Berlijnse Muur
Slide 29 - Sleepvraag
Churchill
Hitler
Mussolini
Stalin
Roosevelt
Slide 30 - Sleepvraag
Slide 31 - Tekstslide
Oefen met de moeilijke woorden!
Is de onderstaande zin WAAR of NIET WAAR?
"De Jodenvervolging is het geweld tegen en
de onderdrukking van Joden.
"
"
A
WAAR
B
NIET WAAR
