Economische ontwikkelingen

Arm en rijk
Economie & aardrijkskunde
Klas 3 M&M
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Arm en rijk
Economie & aardrijkskunde
Klas 3 M&M

Slide 1 - Tekstslide

Deze les 
  • Uitleg over economische ontwikkelingen
  •  Opdracht
  • Vooruitblik naar volgende week

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  •  Je kent het verschil tussen landbouw, industrie en diensten en weet tot welke sectoren deze behoren.
  • Je kent de begrippen: Beroepsbevolking, primaire sector, secundaire sector, tertiaire sector, landbouw, industrie, diensten, informele sector, kapitaal- en arbeidsintensief.

Slide 3 - Tekstslide

Beroepsbevolking 
Beroepsbevolking = de groep mensen in een land die betaald werk heeft of er naar zoekt (15 en 65 jaar). 
  1. landbouw (akkerbouw, veeteelt en visserij) =  primaire sector 
  2. industrie (producten maken uit grondstoffen) = secundaire sector 
  3. diensten (iets doen voor een ander) = tertiaire sector 

Slide 4 - Tekstslide

dokter
fruitteler
pottenbakker

schaapsherder
sigarenmaker
telefonist
visser
wever

Slide 5 - Sleepvraag

Beroepsbevolking in rijke landen
Mensen maken veel gebruik van diensten. We verdienen geld genoeg om andere mensen het werk te laten doen. 
In rijke landen is de dienstensector het grootst. 
Wat heb je hiervoor nodig:
  • goed onderwijs
  • geld voor innovaties/nieuwe ideeën 

Slide 6 - Tekstslide

Maar vroeger waren we arm
Toen werkten veel meer mensen in de landbouw. 
  • We waren nog niet allemaal hoog opgeleid.
  • We verdienden nog niet heel veel geld
  • Deden heel veel zelf


Slide 7 - Tekstslide

Veel landbouw, maar 31% diensten
Weinig landbouw, 82% diensten

Slide 8 - Tekstslide

Beroepsbevolking armste landen
Grootste deel bevolking werkt in de landbouw
  • Landbouwbedrijven zijn klein en zelfvoorzienend.
  • Zelfvoorzienend = opbrengst alleen bedoeld om zelf te kunnen leven.
  • Er zijn ook grote commerciele bedrijven --> van rijke bedrijven in het buitenland, voor de export 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Informele sector
Lijkt op werken in de dienstensector, maar dat is het niet. 
Kenmerken:
  • geen opleiding nodig
  • geen vergunning voor gegeven
  • vluchtsector 
  • geen machines
  • hard werken voor een beetje €
  • ziek = geen €

Slide 11 - Tekstslide

Verandering in de beroepsbevolking
Als een land zich gaat ontwikkelen, verandert de verdeling van de beroepsbevolking. 

Vaak veranderd een arm land zich (door steun) van een land met een grote primaire sector naar een land met een grote tertiaire sector.

Slide 12 - Tekstslide

Kapitaalintensief 
Wat is kapitaal? 
- je hebt geld nodig om kapitaal (bedrijven en machines) te kunnen kopen
Welke landen zijn kapitaalintensief? --> Westerse landen, waaronder Nederland

Slide 13 - Tekstslide

Arbeidsintensief 
Werk waarbij veel arbeid gevraagd wordt. Of veel arbeiders nodig zijn. 
Welke landen zijn arbeidsintensief? --> Arme landen, waarbij nog veel in de landbouw en industrie wordt gewerkt.

Welke sector(en) zijn arbeidsintensief?

Slide 14 - Tekstslide

Kapitaalintensief vs Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief bedrijf:
Een bedrijf waarin machines het grootste deel van de productie verzorgen.
Arbeidsintensief bedrijf:
Een bedrijf waarin mensen het grootste deel van de productie doen.

Slide 15 - Tekstslide

Hoe produceert een timmerman?
A
arbeidsintensief
B
kapitaalintensief

Slide 16 - Quizvraag

Een bedrijf met veel machines is:
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief

Slide 17 - Quizvraag

Een bedrijf met veel werknemers is:
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief

Slide 18 - Quizvraag

Bij een kapitaalintensief bedrijf verzorgen machines het grootste deel van de productie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

Wat zie je?

Slide 21 - Tekstslide

Door meer kapitaalintensiviteit (automatisering) is de beroepsbevolking nog steeds aan het veranderen. Bestaat mijn baan als leraar nog in de toekomst?

Slide 22 - Open vraag

Lesdoelen
  •  Je kent het verschil tussen landbouw, industrie en diensten en weet tot welke sectoren deze behoren.
  • Je kent de begrippen: Beroepsbevolking, primaire sector, secundaire sector, tertiaire sector, landbouw, industrie, diensten, informele sector, kapitaal- en arbeidsintensief.

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht: Mijn beroep in de toekomst
Beschrijf in een verhaal jouw droombaan in 2035. Beschrijf in welke sector je jouw beroep uitvoert, in welk land en of jouw werk kapitaalintensief is of juist arbeidsintensief. In 2035 zijn we twaalf jaar verder in de toekomst, beschrijf hierom ook of jouw beroep is is veranderd door uitvindingen en welke sector het grootste en kleinste is geworden. 

Slide 24 - Tekstslide

Volgende week
Gaan we aan de slag met sociale ongelijkheid.

Slide 25 - Tekstslide