Spelling blok 4 T2

Nlds - Spelling blok 4 - T2
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nlds - Spelling blok 4 - T2

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
-Je kunt werkwoorden in verschillende vormen spellen;
-Je kunt het meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen;
-Je weet wanneer je een apostrof gebruikt;
-Je weet wanneer je het weglatingsstreepje gebruikt;
-Je weet wanneer je het afbreekteken gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Als je een zelfstandig naamwoord in het meervoud moet zetten, dan gebeurt dat vaak door -en of -s aan het woord vast te plakken.

stoel - stoelen
pen - pennen
zadel - zadels

Slide 3 - Tekstslide

Apostrof I
Je moet een apostrof gebruiken, als een zelfstandig naamwoord eindigt op een a-o-i-u-y. Let op: de e telt niet mee!

lama - lama's
auto - auto's 
taxi - taxi's
paraplu - paraplu's

Slide 4 - Tekstslide

Apostrof II
Bij de letter y moet je even goed opletten. Het is:

baby - baby's
pony - pony's
hobby - hobby's

De letter voor de y is een medeklinker. Dan gebruik je apostrof.

Slide 5 - Tekstslide

Apostrof III
Als er voor de y een klinker staat, dan mag je de -s er gewoon aan vastplakken.

cowboy - cowboys
playboy - playboys

Slide 6 - Tekstslide

Apostrof IV
Als een zelfstandig naamwoord eindigt op een -e, dan mag de de -s er gewoon aan vastplakken. Kijk maar:

tantes
garages
cafés
groentes

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling
A
kiwis
B
papa's
C
tante's
D
autos

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
hobbys
B
manege's
C
bazen
D
druifen

Slide 9 - Quizvraag

Trema I
Twee puntjes op een letter noem je ook we een trema. Dit gebruik je in het Duits ook vaak. Maar waarom is het nou:

melodieën (met twee e's)
bacteriën (met één e)

Slide 10 - Tekstslide

Trema II
Als de klemtoon van het woord op de ie ligt, dan schrijf je twee e's.
melodie = melodieën
fantasie = fantasieën
Ligt de klemtoon ergens ander, dan schrijf je één e.
bacterie = bacteriën
kolonie = koloniën

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 1, 2 en 3 van bladzijde 175 t/m 177.

Neem daarnaast ook goed de theorie door op bladzijde 175 en 176.

Slide 12 - Tekstslide

Weglatingsstreepje I
Soms kan je een deel van een woord weglaten. Je kunt dan een weglatingsstreepje gebruiken, in  plaats van het woord.

*kerstballen en -bomen (kerstballen en kerstbomen)
*geur- en kleurloos (geurloos en kleurloos)
*in- en uitgang (ingang en uitgang)

Slide 13 - Tekstslide

Afbreekteken
De meeste woorden bestaan uit twee of meer lettergrepen. Als een woord niet helemaal op een regel past, dan kan je het woord afbreken. Dan zet je daar een afbreekteken tussen.

huisdeur = huis-deur
bakfiets = bak-fiets
meubels = meu-bels

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 4 van bladzijde 178 en opdracht 5 van bladzijde 179.

Lees ook nog even goed de theorie van bladzijde 177 en 178.

Maak daarna opdracht 6 en 7 van bladzijde 179 en 180.

Slide 15 - Tekstslide