H13.1 Reagentia

Reagentia
Op de volgende dia's zie je de werking van een aantal reagentia in beeld (afbeeldingen en filmpjes).
Een overzicht van reagentia die je moet kennen staan in Hoofdstuk 13 in tabel 2 (blz 63).
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3,5

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Reagentia
Op de volgende dia's zie je de werking van een aantal reagentia in beeld (afbeeldingen en filmpjes).
Een overzicht van reagentia die je moet kennen staan in Hoofdstuk 13 in tabel 2 (blz 63).

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Waarom neem je bij deze proef liever koolstofpoeder ipv een stukje houtskool?
A
Je kan geen stukjes houtskool in de buis krijgen.
B
Koolstofpoeder reageert sneller met zuurstof dan een stukje houtskool omdat het een groter contact oppervlak heeft.
C
Houtskool bestaat niet uit koolstof.

Slide 3 - Quizvraag

Welke verandering zie je in de wasfles en
welke stof toon je aan met kalkwater?
A
Helder kalkwater wordt troebel wit, je toont zuurstof aan.
B
Geel kalkwater wordt kleurloos, je toont koolstof aan.
C
Helder kalkwater wordt troebel wit, je toont koolstofdioxide aan.

Slide 4 - Quizvraag

Koolstofdioxide  - CO2 (g) - aantonen
Als je zeker wil weten dat een gas koolstofdioxide is,
 dan leidt je het gas door kalkwater.
Helder kalkwater wordt troebel als het in aanraking komt met koolstofdioxide.

Slide 5 - Tekstslide

Water aantonen
Als je zeker wil weten dat condensdruppeltjes water zijn,
 dan gebruik je het reagens wit kopersulfaat.
Wit kopersulfaat kleurt blauw als het in aanraking komt met water.

Slide 6 - Tekstslide

Waarmee kan je de onderstaande stoffen aantonen?
Een gloeiend houtje vlamt erin op.
Wit kopersulfaat
Kalkwater
Aansteken, je hoort een 'blafje'
Waterstof
Water
Zuurstof
Koolstofdioxide

Slide 7 - Sleepvraag

Een reagens is gevoelig en selectief. Leg uit wat hiermee bedoeld wordt.
NOTEER als aantekening

Slide 8 - Open vraag

Demo: verbranding van zwavel

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Demo: verbranding van zwavel.
In de wasfles zit een joodoplossing.
Welke verandering heb je waargenomen in de wasfles en
welke stof toon je met de joodoplossing aan.
A
De geel-bruine joodoplossing wordt kleurloos, je toont zwavel aan.
B
De geel-bruine joodoplossing wordt kleurloos, je toont zwaveldioxide aan
C
De kleurloze joodoplossing wordt geel-bruin, je toont zuurstof aan
D
De kleurloze joodoplossing wordt troebel, je toont koolstofdioxide aan.

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Reagentia
Een overzicht van reagentia die je moet kennen staan in Hoofdstuk 13 in tabel 2 (blz 63).

Maak opgave 5 en 6 op blz 66+67

Slide 13 - Tekstslide

Welke elementen zitten in aardgas?

Je gaat zo kijken naar een proef.
Door aan te tonen welke verbrandingsproducten ontstaan, kun je beredeneren welke elementen in de brandstof aanwezig moeten zijn 

Slide 14 - Tekstslide

1

Slide 15 - Video

00:18
Waarom moet de buis met wit kopersulfaat worden gekoeld in een bekerglas met koud water?

Slide 16 - Open vraag

2

Slide 17 - Video

Welke twee stoffen zijn er ontstaan bij de verbranding van aardgas?
CH4(g)
aardgas = methaan

formule: 


Slide 18 - Open vraag

Hiernaast staat de r.v. voor de verbranding van methaan.
Neem de r.v. over in je schrift en maak hem kloppend.
Wat zijn de juiste coëfficiënten?
...CH4(g)+...O2(g)>...CO2(l)+...H2O(g)
A
1 -1-1-1
B
1-2-1-1
C
1-2-1-2
D
2-3-2-2

Slide 19 - Quizvraag

01:55
Het witte kopersulfaat is blauw geworden. Welke stof ontstaat dus bij de verbranding van aardgas?
A
H
B
H2O
C
C
D
CO2

Slide 20 - Quizvraag

02:02
Kalkwater is wit en troebel geworden. Welke stof is ontstaan bij de verbranding van aardgas?
A
C
B
CO
C
CO2
D
SO2

Slide 21 - Quizvraag

Beredeneer welke atoomsoorten aanwezig moeten zijn in aardgas. Laat zien hoe je aan je antwoord komt.

Slide 22 - Open vraag

Conclusie:
Als er een ontleedbare stof verbrandt, dan ontstaan de oxiden van de elementen van de brandstof. 
CH4(g)+2O2(g)>CO2(g)+2H2O(l)
Voorbeeld: 
Bij de verbranding van methaan ontstaan koolstofdioxide en water.
NOTEER & LEER

Slide 23 - Tekstslide

Welke stoffen zullen er ontstaan bij de verbranding van het gas diwaterstofsulfide?
H2S(g)+O2(g)>...
A
water en koolstofdioxide
B
water en zwaveldioxide
C
water, koolstofdioxide en zwaveldioxide

Slide 24 - Quizvraag

Hiernaast staat de r.v. voor de verbranding van diwaterstofsulfide. Neem de r.v. over in je schrift en maak hem kloppend.
Wat zijn de juiste coëfficiënten?
...H2S(g)+...O2(g)>...H2O(l)+...SO2(g)
A
1 -1-1-1
B
1-2-1-1
C
1-2-2-1
D
2-3-2-2

Slide 25 - Quizvraag

Welke verbrandingsproducten ontstaan bij de volledige verbranding van suiker?
C12H22O11
A
CO2
B
H2O
C
CO2enH2O
D
CO2enH2OenO2

Slide 26 - Quizvraag

Geef de kloppende reactievergelijking voor de verbranding van suiker:
...C12H22O11+.....>.......+.......

Slide 27 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een volledige en een onvolledige verbranding?

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Tekstslide

Geef de kloppende reactievergelijking voor de volledige verbranding van hexaan, C6H14 (l).

Slide 31 - Open vraag

VOLLEDIGE VERBRANDING
ONVOLLEDIGE VERBRANDING
blauwe vlam
gele vlam
voldoende zuurstof
onvoldoende zuurstof
giftige gassen
heetste vlam
koolstof mono-oxide
koolstof- dioxide
roet

Slide 32 - Sleepvraag

Eigen werk
Helemaal bekijken: Lesson-Up-les H2.4 Verbrandingsproducten
Goed doorlezen: Hoofdstuk 2.4 (blz 93 t/m 97)
Leren: H2.4 tabel 1 en tabel 2 in je boek 
Maken: opgave 1, 2, 9 en 12 (blz 97 + 100 +101) + 13 + 15

Slide 33 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 34 - Open vraag

Schrijf een of twee dingen op die je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 35 - Open vraag