Voorbeelden van woordsoorten:
Met voorbeeld
- werkwoord (ww) -> lopen, zwemmen, slapen, eten, voetballen
- zelfstandige naamwoord (znw)-> 'noun'
- lidwoord (lw)-> 'de', 'het', 'een'
- bijvoeglijk naamwoord (bnw)-> zegt iets over een znw:
de rode trui,
de gouden bal (sbnw-> stoffelijk bijvoeglijk naamwoord)