Paragraaf 11.4, je lijkt op

Planning
Leerdoel
Theorie
Huiswerk noteren
Huiswerk nakijken
Quiz
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Planning
Leerdoel
Theorie
Huiswerk noteren
Huiswerk nakijken
Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
 Je kunt uitleggen waarom je op je ouders lijkt
1. Je weet hoeveel chromosomen lichaamscellen hebben.
2. Je weet hoeveel chromosomen een eicel/zaadcel hebben
3. Je weet wat geslachtschromosomen zijn en hoe deze chromosomen bepalen of je een jongen of een meisje bent. 
4. Je lijkt op je ouders. Je begrijpt de rol van chromosomen hierbij. 


Slide 2 - Tekstslide

CELLEN ZIJN DE BOUWSTENEN VAN EEN ORGANISME
cel, allemaal dezelfde onderdelen maar ander uiterlijk
weefsel, cellen die op elkaar lijken en dezelfde functie hebben
orgaan, onderdeel lichaam met specifieke functie
orgaanstelsel, samenwerkende organen hebben 1 hoofdfunctie
organisme, een levend wezen ( plant, dier, schimmel, bacterie )

Slide 3 - Tekstslide

Hoe weet een bevruchte eicel dat hij een mens moet worden?
HOE ZIET EEN CEL ERUIT ?

Slide 4 - Tekstslide

Bouwbeschrijving
CEL: 
celmembraan, cytoplasma, kern
Kern:
chromosomen, bestaan uit de stof DNA.  ( trui - wol, broek - spijkerstof )
Chromosoom: 
chromosomen liggen alle
eigenschappen vast, jouw bouwbeschrijving.



Slide 5 - Tekstslide

Hoe zitten eigenschappen op chromosomen?

- Op de chromosomen zitten "bandjes", genen
- 1 gen = 1 eigenschap, bijvoorbeeld oogkleur,       haarkleur, krullen, vorm neus enz...
- Ieder chromosoom heeft duizenden genen.
- Iedere cel heeft een kern, iedere kern heeft         alle chromosomen. 
- Wanneer een cel deelt worden de                   chromosomen gekopieerd. 
IEDERE CEL HEEFT DUS JOUW HELE BOUWBESCHRIJVING

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Je lijkt op.........je ouders
Ieder menselijke cel heeft 46 chromosomen
23 paren, 1 van je moeder en 1 van je vader

Eicel en zaadcel hebben 23 chromosomen in de kern.
Bij bevruchting smelten de kernen samen: 
bevruchte eicel  =  46 chromosomen.
Bij elke bevruchting worden verschillende chromosomen doorgegeven...
Je lijkt op je broers/zussen maar er zijn ook verschillen

Slide 8 - Tekstslide

ALLE CHROMOSOMEN
  • 46 chromosomen
  • 23 paren, 1 moeder, 1 vader

Het 23e = geslachtschromosomen
  • grote chromosoom X
  • kleine chromosoom Y
  • XX= meisje
  • XY= Jongen

Slide 9 - Tekstslide

ontstaan jongen/meisje

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

erfelijk-niet erfelijk - aanleg
erfelijk =  wat in je cromosomen staat beschreven, op de genen, genotype
niet erfelijk = verandering die je zelf bepaalt
fenotype
aanleg = eigenschappen geërfd maar je moet wel trainen om goed te worden

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
Vrijdag 15 maart
Hoofdstuk 12 doorlezen. 
Heb je nog vragen ?
Schrijf ze op en stel ze in de laatste les.

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk nakijken

Slide 14 - Tekstslide

Van welke stof zijn chromosomen gemaakt ?
A
Celkern
B
DNA
C
Chromosomen vocht
D
Water

Slide 15 - Quizvraag

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
C
Hersencellen
D
Hypofyse cellen

Slide 16 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen heeft een huidcel van een mens
A
47
B
23
C
46
D
45

Slide 17 - Quizvraag

Waar bevinden zich chromosomen?
A
Celmembraan
B
Celkern
C
Cytoplasma
D
Vacuole

Slide 18 - Quizvraag

De vader bepaalt of de baby een jongen of een meisje wordt
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Het aantal chromosomen in een lichaamscel is altijd een even getal
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Een hond heeft 78 chromosomen per celkern. Hoeveel chromosomen hebben zijn geslachtscellen ?
A
78
B
46
C
39
D
156

Slide 21 - Quizvraag