Team convex/concaaf - Elasticiteit

ChrissyQuiz
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 5 min

Onderdelen in deze les

ChrissyQuiz

Slide 1 - Tekstslide

Wat meet de prijselasticiteit van de vraag?

Slide 2 - Open vraag

Wanneer spreken we van een elastische vraag?
A
groter dan 1 of kleiner dan -1
B
kleiner dan 1 of groter dan -1
C
precies gelijk aan 0
D
Als de elasticiteit convex is

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het effect van een prijsverhoging op een goed met een inelastische vraag?
A
De vraag zal volledig verdwijnen.
B
De totale omzet zal dalen.
C
De totale omzet blijft gelijk.
D
De totale omzet zal stijgen.

Slide 4 - Quizvraag

Stel dat de prijselaticiteit van de vraag naar fietsen een waarde heeft -0.8. De huidige afzet van fietsen is in Nederland 400.000 per jaar. De gemiddelde prijs is €600.
Hoeveel moet de prijs (afgerond) worden om de afzet te vergroten tot 480.000 per jaar?
A
€450
B
€480
C
€547
D
$547

Slide 5 - Quizvraag

Wat meet de kruiselingse elasticiteit van de vraag?
A
De reactie van de vraag naar een goed op veranderingen in het inkomen.
B
De reactie van de vraag naar een goed op veranderingen in de prijs van een ander goed.
C
De reactie van de vraag naar een goed op veranderingen in de prijs van hetzelfde goed.
D
De reactie van de prijs van een goed op veranderingen in de vraag.

Slide 6 - Quizvraag

Als de kruislingse elasticiteit tussen goed A en goed B positief is, wat betekent dit dan?
A
Goed A en goed B zijn substituten.
B
Goed A heeft geen relatie met goed B.
C
Goed A en goed B zijn complementen.
D
Goed A en goed B zijn identiek.

Slide 7 - Quizvraag

Stel dat de prijs van goed Y stijgt, en de vraag naar goed X stijgt daardoor. Wat kan je concluderen?
A
Goed X is een complement van goed Y.
B
Goed X is een substituut van goed Y.
C
Goed X en goed Y hebben geen relatie.
D
Goed X is een luxe goed.

Slide 8 - Quizvraag

Wat kan je concluderen als een bedrijf de prijs van zijn product verhoogt en een aanzienlijke daling in de totale omzet opmerkt?
De vraag naar het product is elastisch. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
C
Een beetje juist
D
Een beetje onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Primaire goederen zijn meestal inelastisch. Juist of Onjuist?

Slide 10 - Open vraag

Wat is de formule van de prijselasticiteit van de vraag?
A
Verandering vraag /verandering prijs
B
Verandering prijs/ verandering vraag
C
Verandering goed 1/ verandering goed 2
D
Verandering stikstof in atmosfeer / verandering Co2 in de lithosfeer (Bijvoorbeeld)

Slide 11 - Quizvraag

Stel dat de prijs van melk met 10% stijgt en de vraag naar melk daalt met 20%. Wat is de prijselasticiteit van de vraag naar melk?
A
0,5 (inelastisch)
B
1 (eenheidselasticiteit)
C
2 (elastisch)
D
10 (zeer elastisch)

Slide 12 - Quizvraag

Hebben jullie nog toevoegingen over onze quiz?

Slide 13 - Open vraag