Vraag en aanbod H2 Elasticiteiten

Vraag en aanbod H2 Elasticiteiten
Leerdoelen:
Ik kan de eerste 3 begrippen op pagina 39 omschrijven (zie LWEO). 
Ik kan het vraaggedrag van consumenten bij prijsveranderingen aantonen.
Ik kan de prijselasticiteit van de vraag berekenen en interpreteren.
Ik kan afleiden of er sprake is van een elastische vraag of een inelastische vraag.
Ik kan het verband analyseren tussen prijsveranderingen, de prijselasticiteit en de omzet.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vraag en aanbod H2 Elasticiteiten
Leerdoelen:
Ik kan de eerste 3 begrippen op pagina 39 omschrijven (zie LWEO). 
Ik kan het vraaggedrag van consumenten bij prijsveranderingen aantonen.
Ik kan de prijselasticiteit van de vraag berekenen en interpreteren.
Ik kan afleiden of er sprake is van een elastische vraag of een inelastische vraag.
Ik kan het verband analyseren tussen prijsveranderingen, de prijselasticiteit en de omzet.

Slide 1 - Tekstslide

Elasticiteiten
Een elasticiteit is een vermenigvuldigingsgetal dat aangeeft hoe sterk de relatie tussen twee relatieve veranderingen is. 

Met een elasticiteit kun je bijvoorbeeld met
één getal beschrijven hoe sterk de vraag
reageert op een prijsverandering. We
gaan 3 elasticiteiten behandelen:
  1. prijselasticiteit (deze les)
  2. kruislingse elasticiteit (volgende les)
  3. inkomenselasticiteit (volgende les)


Slide 2 - Tekstslide

Prijselasticiteit van de vraag (Ev)


Ev = %Δq / %Δp
waarbij %Δ = (nieuw - oud) / oud
PrijsElasticiteitVanDeVraag(Ev)=ProcentueleVeranderingPrijsProcentueleVeranderingGevraagdeHoeveelheid

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Betekenis prijselasticiteit
Prijselasticiteit is -0,25. Wat betekent dit?


Als de prijs met 1% stijgt, 
dan daalt de vraag met 0,25%.
Als de prijs met 1% daalt, 
dan stijgt de vraag met 0,25%


Uitkomst is tussen 1 en -1 =Inelastische vraag.
De vraag reageert dus niet sterk op een prijsverandering.

Slide 6 - Tekstslide

Prijselasticiteit
IJS in de aanbieding!
Normaal 5,99 per 500ml deze week 3,99 per 500ml

Hoe sterk reageert de vraag naar IJS op een prijsverlaging of prijsverhoging. Dat is wat we met een prijselasticiteit uitrekenen.
Je zou het ook wel prijsgevoeligheid kunnen noemen.

Slide 7 - Tekstslide

'
'

Slide 8 - Tekstslide

Oefening (Ev)
Stel, de prijs daalt met 10% en de vraag stijgt vervolgens met 25%.
Is de vraag elastisch of inelastisch?
  • de vraag stijgt procentueel meer dan de prijs procentueel daalt
  • de vraag reageert relatief sterk op de prijsverandering, dus een elastische vraag
  • Ev = %Δq / %Δp  = 25% / -10% = -2.5
  • teller is groter dan de noemer, relatief elastische vraag als Ev < -1 


Slide 9 - Tekstslide

Prijselasticiteit en omzet
volkomen inelastische vraag


relatief inelastische vraag

-

relatief elastische vraag


-

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Samengevat (2 van 3)
  • Ev > 1, elastische vraag, omzet stijgt bij prijsdaling
  • Ev = 0, volkomen inelastisch, omzet blijft gelijk bij prijsdaling
  • 0 > Ev >1, inelastische vraag, omzet daalt bij prijsdaling
  • Primaire goederen: inelastische vraag
  • Luxe goederen: elastische vraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Kruiselingse prijselasticiteit
   Ek = verandering hoeveelheid product A/verandering prijs product B

Hierbij is de verandering van de prijs van product B de oorzaak (onder de streep) en de verandering van de gevraagde hoeveelheid van product A het gevolg (boven de streep). 

Slide 14 - Tekstslide

Kruislingse elasticiteit (Ek)


Ek = %Δq(a) / %Δp(b)
waarbij %Δ = (nieuw - oud) / oud
KruislingsePrijsElasticiteitVanDeVraag(Ek)=ProcentueleVeranderingPrijsBProcentueleVeranderingGevraagdeHoeveelheidA

Slide 15 - Tekstslide

Complementair en substitutie 
De kruiselingse prijselasticiteit van complementaire goederen is negatief. Als de prijs van koffie duurder wordt, zal de vraag naar suiker en melk dalen

De kruiselingse prijselasticiteit van substitutiegoederen is positief. Als de prijs van koffie duurder wordt, zal de vraag naar thee stijgen

Slide 16 - Tekstslide

Inkomenselasticiteit
De inkomenselasticiteit wordt weer op dezelfde manier berekend:

Ey = verandering hoeveelheid/verandering inkomen

De verandering inkomen is hier de oorzaak (onder de streep), de verandering hoeveelheid is hier het gevolg (boven de streep). 

Slide 17 - Tekstslide

Inkomenselasticiteit (Ey)


Ey = %Δq / %Δy
waarbij %Δ = (nieuw - oud) / oud
InkomensElasticiteitVanDeVraag(Ey)=ProcentueleVeranderingInkomenProcentueleVeranderingGevraagdeHoeveelheid

Slide 18 - Tekstslide

Primair en luxe goederen
primair goed
Noodzakelijk voor je levensonderhoud, lage inkomenselasticiteit. Ook bij een inkomensdaling blijf je het kopen. Voorbeeld: brood. 

luxe goed
nice to have, hoge inkomenselasticiteit. Bij een inkomensdaling zul je snel minder kopen. Voorbeeld: luxe auto. 


Slide 19 - Tekstslide

Inferieure goederen
inferieur goed
Goederen met een negatieve inkomenselasticiteit: als je meer gaat verdienen, koop je minder. Voorbeeld: merkloze schoenen. 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide