Pathologie Les 1

Les 1 Pathologie en geneesmiddelenleer
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Les 1 Pathologie en geneesmiddelenleer

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Aan het einde van deze les kan ik beschrijven wat pathologie geneesmiddelenleer inhoudt en heb ik aangegeven welke onderwerpen er in de lessen behandeld kunnen worden.

Slide 2 - Tekstslide

Inhoud
Begrippen
Studiewijzer

Slide 3 - Tekstslide

Wat verstaan jullie onder pathologie

Slide 4 - Woordweb

Pathologie
Pathologie betekent 'ziekteleer', afkomstig van het Griekse pathos (ziekte) en logos (leer). 

Slide 5 - Tekstslide

Wat verstaan jullie onder geneesmiddelenleer?

Slide 6 - Woordweb

Geneesmiddelenleer
Een geneesmiddel (ook farmacon of medicijn) is een chemische stof die een bepaalde werking op het lichaam uitoefent. De wetenschap van de geneesmiddelen heet farmacologie of geneesmiddelenleer.

Slide 7 - Tekstslide

Gezondheid
Definitie: Toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welbevinden (WHO)

Slide 8 - Tekstslide

Draaglast/kracht
Draagkracht: kracht waarmee de mens zich staande kan houden tegenover inwerkende invloeden
Draaglast: lasten (moeilijke situaties, prikkels ) die een mens te dragen krijgt
Gezond: evenwicht draagkracht en draaglast
Draaglast > draagkracht: ziekte

Slide 9 - Tekstslide

oorzaken
Endogeen- van binnenuit - bijv. Syndroom van Down, taaislijmziekte (cystic fibrose)
Erfelijkheid, aangeboren, predispositie (= vatbaarheid))
Exogeen- van buitenaf (bijv. ongeval, infectie)
Multi factorieel: Onder invloed van meerdere factoren bijv. genetisch samen met omgevingsfactoren:
Voorbeeld: longemfyseem



Slide 10 - Tekstslide

Endogeen:

Erfelijke ziekten: genetische oorzaken
Aangeboren afwijkingen:
Prenataal: niet-erfelijke afwijkingen ontstaan tijdens zwangerschap
Perinataal: niet-erfelijke afwijkingen ontstaan rond de geboorte
Aanleg/ vatbaarheid




Slide 11 - Tekstslide

Exogeen
Mechanisch, fysisch, chemisch
Voeding: o.a. overvoeding en ondervoeding
Biologisch
Allergieën
Nieuwvormingen
Psychisch
Sociaal
Onbekend

Slide 12 - Tekstslide

Besmettingswegen
Cutaan
Aerogeen
Enteraal
Genitaal
Hematogeen

Slide 13 - Tekstslide

Biologisch
Luizen, mijten, teken, vlooien (meercellig)
Bacteriën
Virussen
Schimmels (en gisten)

Slide 14 - Tekstslide

Infectie
Aantal ziekteverwekkers (snelheid van vermenigvuldiging en omstandigheden in het weefsel)
Virulentie: aanvalskracht van de ziekteverwekker
Weerstand van het lichaam

Slide 15 - Tekstslide

Ziekteverloop
Exacerbatie: plotselinge verergering van de ziekte
Remissie: vermindering van de verschijnselen

Recidief: terugkeer van de aandoening na herstel
Progressief verloop: toename en van aantal en ernst ziekteverschijnselen



Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Wat betekent
Pathologie
A
Gezondheidsleer
B
Ziekteleer
C
Een arts die obducties doet
D
Een arts gespecialiseerd in overledenen

Slide 18 - Quizvraag

Noem de 2 hoofdgroepen van ziekteoorzaken
A
Exogene oorzaken
B
Mechanische oorzaken
C
Sociale oorzaken
D
Endogene oorzaken

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een Allergie?
A
Een medicijn tegen hoofdpijn
B
een abnormale reactie van het lichaam op een prikkel van buitenaf
C
Een normale reactie van het lichaam op een prikkel van buitenaf
D
geen van allemaal

Slide 20 - Quizvraag

WHO betekend:
World Health Organisation
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van een fysische oorzaak
A
Botbreuk
B
Alcohol
C
Straling
D
Slechte voeding

Slide 22 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van een chemische oorzaak
A
Alcohol & drugs
B
Kneuzingen & bloedingen
C
UV & sneeuwblindheid
D
Rachitis & ijzertekort

Slide 23 - Quizvraag

Onder welke soort oorzaak behoren:
Temperatuur, geluid, straling, elektriciteit en luchtdruk
A
Mechanische oorzaken
B
Chemische oorzaken
C
Endogene oorzaken
D
Fysische oorzaken

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent
Acuut ziektebeeld
A
Een ziekte die voort sluimert
B
Een ziekte die niet te genezen is
C
Een ziekte die plotseling ontstaat
D
Een ziekte waarbij je geen symptomen hebt

Slide 25 - Quizvraag

Wat is waar over
gezondheid?
A
Als jij je gezond voelt ben je gezond
B
Op basis van lichamelijk onderzoek kun je vaststellen of iemand gezond is
C
Dit is een toestand van maatschappelijk, psychisch en lichamelijk welzijn
D
Geen van bovenstaande antwoorden

Slide 26 - Quizvraag

Wat bedoelen we met
Chronisch karakter
A
Een psychische aandoening waarbij iemand erg wantrouwig is
B
Een ziektebeeld met dodelijk gevolg
C
Een ziekte beeld met een langzaam en sluipend begin
D
Een ziektebeeld die plots ontstaat

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent
genetische oorzaak
A
Oorzaak die ontstaan is tijdens de zwangerschap
B
Oorzaak die erfelijk is
C
Niet erfelijke oorzaak
D
Oorzaak ontstaan door een ongeval

Slide 28 - Quizvraag

Studiewijzer
Wat willen jullie behandelen deze periode?

Slide 29 - Tekstslide

Afsluiting
Vragen??

Slide 30 - Tekstslide